Meivakantie 10.1+10.2
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Hoe zitten de ribben vast aan het borstbeen?
A
Met gewrichten
B
met kraakbeen
C
vergroeid
D
naadverbinding
Slide 3 - Quizvraag
Hoe heet bot nr 10?
A
Dijbeen
B
Kuitbeen
C
Scheenbeen
D
Knieschijf
Slide 4 - Quizvraag
Gewrichten:
Hier zie je een
Hier zie je een
A
Rolgewricht
B
Scharniergewricht
C
Kogelgewricht
Slide 5 - Quizvraag
Welke functies heeft ons skelet?
A
vormgeven, bescherming, stevigheid
B
vormgeven, stevigheid, beweging
C
beweging, vormgeven, stevigheid, bescherming
Slide 6 - Quizvraag
Wat wordt er beschermd door onze borstkas?
A
maag en nieren
B
hart en longen
C
hersenen
D
darmen en maag
Slide 7 - Quizvraag
Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6
Slide 8 - Sleepvraag
Wat is de maximale kracht die met deze krachtmeter gemeten kan worden?
Slide 9 - Open vraag
Chantal doet een proef. Ze hangt een gewicht aan een krachtmeter. De krachtmeter rekt uit. Door welke soort kracht rekt de krachtmeter uit?
A
zwaartekracht
B
veerkracht
C
magnetische kracht
D
elektrische kracht
Slide 10 - Quizvraag
Gewicht meet je in?
A
Kilogram
B
Newton
C
Massa
D
Kracht
Slide 11 - Quizvraag
De formule voor het berekenen van de zwaartekracht (Fz) is....
A
Fz = m / g
B
Fz = m x g
C
Fz = g / m
D
Fz = m x 10
Slide 12 - Quizvraag
De massa van de steen is 250 g. De (krachten) schaal is 1 cm ≡ 1 N. Hoe groot is de pijl die je zou moeten tekenen?
A
2,5 cm
B
0,25 cm
C
25 cm
D
0,025 cm
Slide 13 - Quizvraag
Tekenen van krachten.
De schaal is 1 cm = 10 N
Hoeveel Newton is 3 cm?
De schaal is 1 cm = 10 N
Hoeveel Newton is 3 cm?
Slide 14 - Open vraag
Hoe zwaar is een voorwerp wanneer de zwaartekracht 200 N is?
Fz = m x 10
op een voorwerp met een massa van 5 kg werkt een zwaartekracht van 50 N
Fz = 5 x 10 = 50 N
Fz = m x 10
op een voorwerp met een massa van 5 kg werkt een zwaartekracht van 50 N
Fz = 5 x 10 = 50 N
Slide 15 - Open vraag
Tekenen van krachten.
De schaal is 1 cm = 100 N
Hoeveel cm is 200 N?
De schaal is 1 cm = 100 N
Hoeveel cm is 200 N?
Slide 16 - Open vraag
Wat betekent doekoe?
A
Chimi
B
Patta
C
Akka
D
Monnie
Slide 17 - Quizvraag
Wat betekent:
Ga jij ook met je waggie naar je osso of naar een fissa?
Ga jij ook met je waggie naar je osso of naar een fissa?
Slide 18 - Open vraag
Wat is grooming?
A
cyberpesten
B
chatten met iemand die zich als iemand anders uitgeeft
C
Een vorm van daten
D
een vorm van communiceren
Slide 19 - Quizvraag
Vind je dat je per se metéén moet antwoorden als een vriend of vriendin iets vraagt via de app?
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Heb je nog vragen?
schrijf ze op en stel ze aan je docent.
schrijf ze op en stel ze aan je docent.
