Kracht is een grootheid met als symbool de F (Force)
De eenheid van kracht is Newton (N)
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Herhaling H2 Krachten
Kracht is een grootheid met als symbool de F (Force)
De eenheid van kracht is Newton (N)
Slide 1 - Tekstslide
VERSCHILLENDE
KRACHTEN
Fspier Spierkracht
Fz Zwaartekracht
Fm Magnetische kracht
Fn Normaalkracht
Fv Veerkracht
Fspan Spankracht
Slide 2 - Tekstslide
Zwaartekracht
Fz = m x g
Waarbij:
Fz = zwaartekracht in Newton (N)
m = massa in kilogrammen (kg)
g = (gravitatieconstante) 9,8 N/kg
Slide 3 - Tekstslide
Veerkracht
Als je een veerkrachtig materiaal indrukt of uittrekt, voel je dat het materiaal terug duwt of trekt.
Dit is de veerkracht.
C = F/u
Slide 4 - Tekstslide
Kracht
Krachtenpijl of vector
Slide 5 - Tekstslide
krachtenschaal
In een krachtentekening wordt een krachtenschaal gebruikt. Deze geeft aan hoe groot de kracht is van een vector van 1 cm.
Bijvoorbeeld: 1 cm ≙ 500 N iedere cm stelt een kracht voor van 500 N
Slide 6 - Tekstslide
Herkennen van een kracht
Waar kan je aan herkennen dat er een kracht werkt?
verandering van vorm (elastisch en plastisch)
verandering van beweging (langzamer of sneller)
verandering van richting
Slide 7 - Tekstslide
Resultante kracht
Slide 8 - Tekstslide
Hefboom
Een hefboom heeft:
Een draaipunt
Een korte arm (grote kracht)
Een lange arm (kleine kracht)
Slide 9 - Tekstslide
Rekenen met hefbomen
Voor evenwicht:
Kracht 1 x arm 1 = kracht 2 x arm 2
Slide 10 - Tekstslide
Werktuigen: twee momenten
Jouw uitgeoefende moment --> F1 x r1
Moment die de sleutel uitoefent op de moer --> F2 x r2
Draaipunt
F1 x r1=F2 x r2
Slide 11 - Tekstslide
Kleine kracht met grote arm = grote kracht met kleine arm
Slide 12 - Tekstslide
Dubbele hefboom
Eigen draaipunt
Precies dezelfde berekening als bij de enkele hefboom, maar de uiteindelijke uitgeoefende kracht is nu twee maal zo groot.
Slide 13 - Tekstslide
Hefbomen
zijn apparaten die de evenwicht regel (hefboomwet) gebruiken om ervoor te zorgen dat je minder kracht nodig hebt.
Slide 14 - Tekstslide
De hefboomwet
F⋅r(linksom)=F⋅r(rechtsom)
Slide 15 - Tekstslide
Stappenplan
Draaipunt tekenen
Werklijnen tekenen
De arm opmeten van beide krachten
Hefboomwet gebruiken
F⋅r(linksom)=F⋅r(rechtsom)
Slide 16 - Tekstslide
Stappenplan hefboom
Draaipunt tekenen
Werklijnen tekenen
De arm opmeten van beide krachten
Hefboomwet gebruiken
Fspier = 325 N Fwerk = ?
Slide 17 - Tekstslide
Leg uit in welke situatie je de minste spierkracht nodig hebt om de kruiwagen op te tillen.
Slide 18 - Open vraag
Voorbeeld
Slide 19 - Tekstslide
Aan een hefboom hangt op 15 cm van het draaipunt een massablokje van 50 gram. Hoe ver moet je een massablokje van 30 gram hangen aan de andere kant voor evenwicht?
A
Op 20 cm
B
Op 25 cm
C
Op 30 cm
D
Het goede antwoord staat er niet bij
Slide 20 - Quizvraag
deze balk
A
draait linksom
B
draait rechtsom
C
is in evenwicht
Slide 21 - Quizvraag
Berend wil de kracht meten waarmee een met heliumgas gevulde ballon omhoog wil. Hij bouwt daarom de in de figuur getekende opstelling. Aan een hele lichte hefboom maakt hij de ballon vast. Daarna hangt hij een gewichtje aan de hefboom, zodat de hefboom mooi in evenwicht komt te staan. Het gewichtje weegt 40 g en hangt 4 cm vanaf het draaipunt. De ballon hangt 20 cm vanaf het draaipunt. Bereken de kracht waarmee de ballon omhoog wil.