thema 3 bloedsomloop voorbereiding

Voorbereiding toets Bloedsomloop
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding toets Bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Basisstof 3.1
Bloed

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je weten?
- Bestanddelen van bloed met hun functies.

Slide 3 - Tekstslide

mensen bestaan uit 5 tot 6 liter bloed.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

bloed bestaat uit bloedcellen
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

witte bloedcellen verplaatsen zuurstof
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

bloedplaatjes beschermen het lichaam
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Welk bestanddeel van het bloed zorgt voor het stollen van het bloed?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 8 - Quizvraag

Welk bestanddeel van het bloed zorgt ervoor dat er zuurstof wordt vervoerd?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 9 - Quizvraag

Welk bestanddeel van bloed zorgt voor bescherming tegen ziekteverwekkers?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 10 - Quizvraag

Basisstof 3.2
De bloedsomloop 

Slide 11 - Tekstslide

Wat moet je weten?
- Dubbele bloedsomloop (hoe stroomt het 
    bloed?)
- Onderdelen van het hart met hun functies.

Slide 12 - Tekstslide

Wat moet je weten?
- Drie typen bloedvaten kunnen herkennen:
    Slagaders
    Aders
    Haarvaten

Slide 13 - Tekstslide

Hart-longen-hart hoort bij?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden

Slide 14 - Quizvraag

In welk deel van het hart, stroomt zuurstofrijk bloed het hart in?
A
Linkerkamer
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Rechterboezem

Slide 15 - Quizvraag


Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms
D
Ze bevatten alleen heel veel koolstofdioxide

Slide 16 - Quizvraag

In welke bloedvaten is
de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
alleen in slagaders

Slide 17 - Quizvraag

Gaan aderen naar het hart toe of van het hart af?
A
Naar het hart toe
B
Van het hart af

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 19 - Quizvraag

Basisstof 3.3
Het hart

Slide 20 - Tekstslide

In de afbeelding is een lengte doorsnede van een schematisch hart weergegeven. 
Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer

Slide 21 - Sleepvraag

Juist of onjuist?

Een hoger koolstofdioxidegehalte zorgt voor een snellere ademhaling.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de hartklep?
A
2
B
3
C
5
D
1

Slide 23 - Quizvraag




De dikste hartwand is die van:


Eén kant van je hart moet veel harder werken dan de andere kant. Je hart zal daarom aan die kant dus veel gespierder zijn.
A
Linker kamer
B
Linker boezem
C
Rechter kamer
D
Rechter boezem

Slide 24 - Quizvraag

Basisstof 3.6
Hart- en vaatziekten

Slide 25 - Tekstslide

Wat moet je weten?
- Wat is een hartinfarct?
- Bloeddruk

Slide 26 - Tekstslide

Bij een hartinfarct:
A
Klopt het hart onregelmatig
B
Krijgt een deel van het hart geen zuurstof meer
C
Klopt het hart sneller dan normaal
D
Klopt het hart langzamer dan normaal

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de bloeddruk?
A
Druk die het bloed uitoefent in een haarvat
B
Druk van bloed op wanden van slagaders
C
Druk van bloed op alleen de linkerkamer
D
Bloed dat heel veel energie heeft

Slide 28 - Quizvraag

de groote bloedsomloop stroomt naar de hersenen.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

de rechter helft van het hart pomt bloed naar de longen.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

je hart heeft 2 kamers en 2 boezems.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

in aders is de bloeddruk het hoogst.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

de poort ader gaat naar de lever.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

een gemiddeld glas bier bevat net zoveel alchohol als een shot sterke drank.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quizvraag

bloed bestaat grotendeels uit:
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
water
D
bloedplasma

Slide 35 - Quizvraag

de kleine bloedsomloop stroomt naar de:
A
organen
B
longen
C
hersenen
D
alles in je lichaam

Slide 36 - Quizvraag

de dikste ader in je lichaam is de:
A
holleader
B
slagader
C
aorta
D
longslagader

Slide 37 - Quizvraag

de kleinste ader in je lichaam is de:
A
haarvaten
B
kransslagader
C
longader
D
orgaanaders

Slide 38 - Quizvraag

de ______ filteren je bloed.
A
hersenen
B
nieren
C
lever
D
hart

Slide 39 - Quizvraag

waar gaan de meeste mensen ter wereld aan dood?
A
auto ongelukken
B
kanker
C
corona
D
hart en vaat ziektes

Slide 40 - Quizvraag

beschrijf de stroming van bloed door het hart. begin bij de rechter boezem.

Slide 41 - Open vraag

benoem alle bestandsdelen van het bloed.

Slide 42 - Open vraag

wat is het verschill tussen de grote en de kleine bloedsomloop.

Slide 43 - Open vraag

benoem alle onderdelen van de bloedsomloop.

Slide 44 - Open vraag