In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
0
Slide 1 - Video
GUSTAR
Zoals gezien in de les, is de zinsbouw van GUSTAR verschillend
meewerkend voorwerp + werkwoord + onderwerp
en NIET
onderwerp + werkwoord + meewerkend voorwerp
Slide 2 - Tekstslide
Het werkwoord gebruiken we daarom steeds in de 3de persoon enkelvoud of meervoud
GUSTA/GUSTAN
Slide 3 - Tekstslide
Bij het werkwoord gustar gebruiken we GEEN persoonlijke voornaamwoorden
maar wel aanwijzende voornaamewoorden
Slide 4 - Tekstslide
Herhaling: wat is de betekenis van gustar?
A
Houden van
B
Graag hebben
C
Graag zien
D
Niet houden van
Slide 5 - Quizvraag
Bij het gebruik van gustar staat het onderwerp in de zin op de volgende plaats:
A
achteraan de zin
B
vooraan de zin
C
in het midden van de zin
D
er is geen onderwerp
Slide 6 - Quizvraag
Welke vormen van het werkwoord gustar gebruiken we:
A
gusta
B
gustan
C
gustamos
D
gustáis
Slide 7 - Quizvraag
Welke voornaamwoorden combineren we met gustar?
A
aanwijzende
B
betrekkelijke
C
persoonlijke
D
geen
Slide 8 - Quizvraag
Welke zijn de aanwijzende voornaamwoorden?
A
me, te, le
B
nos, os, les
C
nosotros, vosotros
D
yo, usted
Slide 9 - Quizvraag
Kijk naar de volgende zinnen. De persoon die iets leuk vindt staat aan het begin van de zin. Kies het juiste meewerkend voorwerp: me, te, le, nos, os, les. Onderstreep in de zinnen het onderwerp en geef ook aan of dit enkelvoud of meervoud is.
1. A María y Dani ... gustan las montañas. 2. A Jessica ... gusta el perro. 3. A mi ... gustan las fiestas. 4. A tu madre ... gusta la música española. 5. ¿A ti ... gustan tus clases? 6. A él ... gusta el fútbol. 7. A ellos ... gusta el sol.
Slide 10 - Open vraag
Vul aan gusta/gustan: 1. Me ... ir en bicicleta. 2. Le ... viajar en coche. 3. Te ... los aviones. 4. Les ... Barcelona. 5. A mí me ... los belgas. 6. A vosotros les ... caminar. 7. Nos ... pintar la casa. 8. A tí te ... los cigarillos. 9. Te ... la paella. 10. A mi marido le ... viajar en España.
Slide 11 - Open vraag
0
Slide 12 - Video
Vul aan! 1. Me ... los aviones, me gustas tú 2. Me ... viajar, me gustas tú 3. Me ... la mañana, me gustas tú 4. Me ... el viento, me gustas tú 5. Me ... soñar, me gustas tú 6. Me ... la mar, me gustas tú