H4 paragraaf 3 "wolken en neerslag"

hst 4.3 "wolken en neerslag"
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

hst 4.3 "wolken en neerslag"

Slide 1 - Tekstslide

Bestaat er een lagere temperatuur dan 0K
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quizvraag

Bereken de temperatuur in Kelvin als de temperatuur 1880 Celsius is
A
2153
B
1607
C
1880
D
kan niet

Slide 3 - Quizvraag

Bereken de temperatuur in graden Celsius als de temperatuur 200 K is
A
-73
B
473
C
73
D
kan niet

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het koudste ?
A
10 graden celsius
B
80 graden Fahrenheit
C
273 Kelvin

Slide 5 - Quizvraag

Meneer Celsius maakte de voor ons bekende thermometer met hulp van
Tekst
A
Meneer Fahrenheit
B
ijs
C
zijn lichaamstemperatuur en het koudste wat hij had in zijn laboratorium
D
smeltend ijs in water dat hij 0 graden noemde

Slide 6 - Quizvraag

paragraaf 3
Wolken en neerslag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoe onstaat een wolk?
De zon verwarmt het zeewater, het vloeibare water verandert in waterdamp. Als de lucht met waterdamp afkoelt, treedt er condensatie op en ontstaat er een wolk
Hoe onstaat neerslag in een wolk?
Neerslag ontstaat als miljarden zwevende druppeltjes en ijsdeeltjes in wolken aan elkaar gaan kleven. Ze worden te zwaar en vallen naar beneden.

Slide 11 - Tekstslide

Stapelwolken ontstaan door warme
lucht die uitzet. Bij het dauwpunt 
gaan de lucht condenseren 
(vlakke onderkant)
maar de bellen warme lucht stijgen nog verder, zo stapelen de wolken zich op.

Slide 12 - Tekstslide

0

Slide 13 - Video

MooiWeerWolken

Slide 14 - Tekstslide

SlechtWeerWolken

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

relatieve luchtvochtigheid

Slide 17 - Tekstslide

Dauwpunt en luchtvochtigheid
Warme lucht kan meer waterdamp bevatten (dampdruk).

Als de lucht afkoelt ontstaat er een relatieve luchtvochtigheid van 100 %                           Dauwpunt

Dan zal de waterdamp condenseren en ontstaat er dauw

 

Slide 18 - Tekstslide

Luchtvochtigheid

Slide 19 - Tekstslide

Luchtvochtigheid
Met een hygrometer kun je de luchtvochtigheid meten. De schaal op die meter loopt van 0% tot 100%. Een luchtvochtigheid van 100% betekent dat de lucht de maximale hoeveelheid waterdamp bevat. Bij een temperatuur van 29 °C is dat bijvoorbeeld 28 gram waterdamp per m3. Het is dan ‘erg drukkend weer’.


De luchtvochtigheid is 50% als de lucht de helft van de maximale hoeveelheid waterdamp bevat. 
Bij een temperatuur van 29 °C is dat 14 gram waterdamp per m3. Reken maar na:
50% van 28 = (0,5 × 28 =) 14 g/m3

Slide 20 - Tekstslide