4 mavo chapitre 13 lire signaalwoorden

Bienvenue!
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue!

Slide 1 - Tekstslide

PROGRAMME
Signaalwoorden
Huiswerk nakijken
Aan het eind van de les:
- weet ik welke leesstrategieën ik kan toepassen;
- weet ik wat de standaard opbouw is van een tekst en alinea;
- kan ik een woordenboek effectief gebruiken;

Slide 2 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden
Functie?
Voorbeelden?

Slide 4 - Woordweb

Signaalwoorden
Wat geven signaalwoorden aan?
  • geven het verband aan tussen zinnen en alinea's
  • geven belangrijke informatie over de opbouw van de tekst.


7 categorieën signaalwoorden:
1. volgorde                           5. toevoeging/versterking 
2. uitleg                                6. tegenstelling
3. oorzaak                            7. samenvatting/conclusie
4. gevolg

Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoorden
  1. Volgorde
    Aan de hand van woorden als 'vervolgens' en 'tenslotte' wordt de volgorde duidelijk.

tout d'abord, premièrement, avant
puis, ensuite, après
enfin, finalement

Slide 6 - Tekstslide

Signaalwoorden
2. Uitleg
Een voorgaande zin wordt uitgelegd.
c'est-à-dire
ça veut dire

3. Oorzaak
Er wordt een reden of oorzaak gegeven voor een eerdere gebeurtenis.
à cause de
parce que

Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoorden
4. Toevoeging/versterking
Bepaalde woorden worden versterkt of er wordt iets aan toegevoegd.

aussi
en plus
de plus
et

Slide 8 - Tekstslide

Signaalwoorden
5. Tegenstelling
Een eerdere uitspraak in dezelfde zin of in de alinea wordt ontkend.

par contre
au lieu de
pourtant


Slide 9 - Tekstslide

Signaalwoorden
6. Gevolg
Er wordt een gevolg van een bepaalde actie gegeven of er wordt een conclusie over een eerder tekstdeel getrokken.

par conséquent
à cause de


Slide 10 - Tekstslide

Signaalwoorden
7. Samenvatten/concluderen
Er wordt een conclusie gegeven of de tekst wordt in 1 regel samengevat.

bref
donc
alors
pour conclure




Slide 11 - Tekstslide

Examentips
  • Signaalwoorden kun je uit je hoofd leren, zodat je ze niet meer op hoeft te zoeken tijdens het examen. Je weet dan meteen het verband van de zinnen/alinea's.

  • Zoek altijd eerst naar signaalwoorden als er vragen worden gesteld over het verband tussen bijv. twee alinea's of twee tekstgedeeltes. 

Slide 12 - Tekstslide

Exercice
Vertaal de zinnen, markeer het signaalwoord en geef het verband aan.
  1. Finalement, j'ai décidé de rester à la maison.
  2. Je dois travailler ce soir, c'est-à-dire que je ne peux pas aller au ciné avec toi.
  3. À cause de la mauvaise économie, j'ai perdu mon emploi.
  4. Je n'ai plus de fromage, par conséquent je dois aller au supermarché.
  5. Il avait oublié son sac à dos, il avait aussi oublié son parapluie.
  6. Viens m'aider au lieu de rester là à ne rien faire!
  7. Bref, ce n'est pas possible.

Slide 13 - Tekstslide

Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.
A
comme
B
donc
C
puis
D
mais

Slide 14 - Quizvraag

Tegenstellingen
mais = maar

pourtant = echter
par contre = daarentegen
bien que = hoewel
au lieu de = in plaats van

Slide 15 - Tekstslide

Welk signaalwoord is geen tegenstelling?
A
mais
B
pour
C
pourtant
D
par contre

Slide 16 - Quizvraag

Welk signaalwoord past?
J'aime l'école, ______ j'espère qu'elle ouvrira bientôt ses portes.
A
donc
B
mais
C
ensuite
D
par contre

Slide 17 - Quizvraag

Samenvatting/conclusie
bref = kortom
en résumé = samenvattend
donc = dus
enfin / finalement = tenslotte

Slide 18 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft geen conclusie aan?
A
bref
B
donc
C
pourtant
D
enfin

Slide 19 - Quizvraag

Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.
A
donc
B
par contre
C
puis
D
alors

Slide 20 - Quizvraag

Toevoeging / Aaneenschakeling / Opsomming

et = en
aussi = ook
de plus/en plus = bovendien
d'abord = ten eerste
puis/ensuite = vervolgens

Slide 21 - Tekstslide

Welk signaalwoord laat niet zien dat je te maken hebt met een opsomming?
A
donc
B
et
C
de plus
D
ensuite

Slide 22 - Quizvraag

Lees de tekst en zoek het signaalwoord
Vul het in op de volgende dia

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het signaalwoord in dit tekstje?
En wat is het verband?

Slide 24 - Open vraag

Wat geeft het signaalwoord «pourtant» aan?
A
gevolg
B
oorzaak
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 25 - Quizvraag

Kies het passende signaalwoord:

Je ne sors pas ______ il pleut.

A
pourtant
B
donc
C
parce qu'
D
par contre

Slide 26 - Quizvraag

Kies het passende signaalwoord:

J'ai fait toujours mes devoirs, ______ je n'ai pas de bonnes notes
A
par exemple
B
pourtant
C
bref
D
en plus

Slide 27 - Quizvraag

Kies het passende signaalwoord:

D'abord j'ai embrassé ma mère, ______ mon père
A
ensuite
B
si
C
mais
D
donc

Slide 28 - Quizvraag

Vul het passende signaalwoord in:

J'ai fait mes exercices, j'ai appris le vocabulaire, j'ai pratiqué beaucoup, ______ je suis bien préparé!
A
en plus
B
parce que
C
par contre
D
bref

Slide 29 - Quizvraag

Sleep de signaalwoorden naar het verband dat zij aangeven. 
Opsomming
Reden
Tegenstelling
Conclusie
car
mais
par contre
donc
en plus
au contraire
comme
ensuite
alors
d'abord
puis
parce que
bref
cependant

Slide 30 - Sleepvraag

Zoek de signaalwoorden in de tekst en schrijf ze hieronder.

Slide 31 - Open vraag

Vul in op de volgende dia: 
waarvoor is dit een oproep?

Slide 32 - Tekstslide

Welke oproep wordt er gedaan?

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Tekstboek blz. 140-141
Werkboek blz. 108-111

Opdracht 1 t/m 5 van bron A, B, C, D


Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Exercice 1a Voorbeeldantwoord(en)
1 Op de afbeelding zie je een vrouw die mon saac! roept, een vrouw die struikelt en een vrouw die tegen een boom aanloopt. Je ziet twee mannen die toekijken.
2 Omdat haar tas gestolen of kwijt is.
Exercice 1b Voorbeeldantwoord(en)
1 De tekst gaat over een inwoonster van Cenon.
2 Ze heeft een plastic zak met daarin 35.000 euro in een tram laten liggen.
3 In een tram in Bordeaux.
4 Vorige week.
5 Het geld was van een vriendin en de vrouw had beloofd het naar de bank te brengen.
6 De tas is uiteindelijk teruggevonden door een man.

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Exercice 2b Voorbeeldantwoord(en)
Een inwoonster van Cenon heeft een plastic zak met daarin 35.000 euro in een tram laten liggen.

Exercice 2c
B

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Exercice 3b
1 Op de afbeelding zie je twee daklozen/zwervers.
2 De armen (arme mensen) in moeilijkheden.

Exercice 3c Voorbeeldantwoord(en)
Er is te weinig geld om heel arme mensen een maaltijd te geven. In de maand augustus zijn veel instellingen bovendien gesloten. Dus bekommert Août-Secours Alimentaire zich in augustus over deze mensen. Maar deze organisatie komt dit jaar geld en vrijwilligers tekort.



Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Exercice 3d
A

Exercice 4b
1 Een appareil (dentaire) is een beugel.
2 Zijn beugels erg/te lelijk?



Slide 39 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Exercice 4c



Exercice 5a
1 De titel betekent: Mode is niet mijn ding.
2 Naïs heeft een eenvoudige look. Om die reden wordt ze belachelijk gemaakt. Ze heeft er genoeg van.
3 Ze wil weten hoe ze haar probleem moet aanpakken.





Slide 40 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Exercice 4c



Exercice 5a
1 De titel betekent: Mode is niet mijn ding.
2 Naïs heeft een eenvoudige look. Om die reden wordt ze belachelijk gemaakt. Ze heeft er genoeg van.
3 Ze wil weten hoe ze haar probleem moet aanpakken.





Slide 41 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Exercice 5b











Slide 42 - Tekstslide

Au travail
Oefen hier chapitre 9 van examenidioom

Slide 43 - Tekstslide