4.1 Hoe maak je dat? Deel II

Welkom bij het vak Economie
  • Log snel in LessonUp
  • Zit je op een rustige plek
  • Camera aan!! 
  • Microfoon op uit (Mute)
timer
5:00
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij het vak Economie
  • Log snel in LessonUp
  • Zit je op een rustige plek
  • Camera aan!! 
  • Microfoon op uit (Mute)
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

!Wat gaan we vandaag doen?

  • Huiswerk check + Interview inleveren via it's learning!!!
  • Hoofdstuk 4 Goed gemaakt?
  • Herhaling 4.1 Hoe maak je dat? Deel I
  • Leerdoelen en uitleg 4.1 Hoe maak je dat? Deel II
  • Zelf aan de slag met de weektaak 2.2.8

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
4.1 Hoe maak je dat?
Deel I

Slide 4 - Tekstslide

1. Houthakker
2. Zagerij
3. Meubelmaker
4. Groothandel
5. Woonwinkel

  • productiefase
  • productiefase
  • productiefase
  • productiefase
  • productiefase
  • Productieketen
  • Bedrijfskolom
Bedrijfskolom:
Alle bedrijven die meewerken aan een product
Terugblik; Bedrijfskolom van een stoel.

Slide 5 - Tekstslide


Wat is juist? Een bedrijfskolom is
A
Een stapel bedrijven
B
Alle bedrijven die meewerken aan een product

Slide 6 - Quizvraag

1. Houthakker
2. Zagerij
3. Meubelmaker
4. Groothandel
5. Woonwinkel
-> Consument
  • € 5
  • € 15
  • € 40
  • € 50

  • Toegevoegde waarde
  • -> hoeveel een product telkens meer waard wordt doordat een bedrijf het product bewerkt
  • € 110
Toegevoegde waarde..

Slide 7 - Tekstslide

Eindproducten zijn duurder dan
grondstoffen door de toegevoegde waarde.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Productiekosten
  • Alle kosten die een bedrijf maakt om te kunnen produceren zijn de productiekosten van dat bedrijf.
  • Bijvoorbeeld: grondstoffen, kosten voor het bedrijfspand, personeel en energie.

Slide 9 - Tekstslide

Als de prijs voor elektriciteit stijgt, zal productiekosten
A
Gelijk blijven
B
Stijgen
C
Dalen
D
Geen van A, B of C

Slide 10 - Quizvraag

Uitleg 
4.1 Hoe maak je dat?
Deel II

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les ...
  • kun je de kostprijs per product berekenen
  • weet je welke productiesectoren er zijn

Slide 12 - Tekstslide

Kostprijs per product
Kostprijs per product dat zijn de kosten die je gemiddeld hebt voor het maken van één product. 

Kostprijs per product = alle productiekosten : aantal producten

Kris heeft 6 stoelen gemaakt.  De productiekosten waren        € 450.  Wat is de kostprijs per stoel?


Slide 13 - Tekstslide

Kris heeft 6 stoelen gemaakt. De productiekosten waren € 450. Wat is de kostprijs per stoel?

Slide 14 - Open vraag

Productiesectoren
Bedrijven kun je in drie productiesectoren verdelen:
  • Agrarische bedrijven produceren grondstoffen met behulp van de natuur (bijv. tuinbouwbedrijf).
  • Industriële bedrijven gebruiken grondstoffen en materialen voor het produceren van goederen (bijv. scooterfabriek).
  • Dienstverlenende bedrijven leveren diensten (bijv. een winkel).

Slide 15 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding. Van welke productiesector is hier sprake?
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven

Slide 16 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Van welke productiesector is hier sprake?
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven

Slide 17 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Van welke productiesector is hier sprake?
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven

Slide 18 - Quizvraag

Aan het werk met..

Wat je moet maken van deze paragraaf staat in de weektaak 2.2.8
In it's learning kun je het gemaakte inleveren.

Niet meer via mail of chat!!!
Denk aan het inleveren van je Interview deadline is 19 maart !!




Slide 19 - Tekstslide