Nederlands maatwerkuur
1 / 27
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Wat is geen enkelvoud
A
huis
B
paard
C
stoel
D
kasten
Slide 5 - Quizvraag
Benoem woorden in het meervoud
Slide 6 - Open vraag
Alle zinnen eindigen met een punt
A
Goed
B
Fout
Slide 7 - Quizvraag
Een zin begint met een hoofdletter
A
Goed
B
Fout
Slide 8 - Quizvraag
Als er een ( ! ) in de zin staat dan praat je ..
A
Zacht
B
Hard
C
Onduidelijk
D
Niet
Slide 9 - Quizvraag
Wat hoort aan het eind van deze zin:
Pas op er komt een auto
Pas op er komt een auto
A
?
B
!
C
.
D
,
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent: de snaar
Slide 11 - Open vraag
Wat betekent: Het optreden
Slide 12 - Open vraag
Wat is het synoniem van lafaard?
A
Het bos
B
Een rover
C
Moedig
D
Bang
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het synoniem van: prinses
A
Dochter
B
Kind
C
Koningsdochter
D
Baby
Slide 14 - Quizvraag
Welke sprookjes ken je?
Slide 15 - Open vraag
Bedenk zelf een synoniem: bijvoorbeeld het woud en het bos
Slide 16 - Open vraag
Wat hoort er niet bij een sprookje
A
Draak
B
Superman
C
Reus
D
Baby
Slide 17 - Quizvraag
Hoe begint een sprookje?
Slide 18 - Open vraag
Hoe eindigt een sprookje
A
Houdoe
B
Met vriendelijke groet
C
En ze leefden nog lang en gelukkig
D
Einde
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van Prins?
A
Prinsen
B
Prins
C
Prinsje
D
Prinsjes
Slide 20 - Quizvraag
Bij een zelfstandig naamwoord kan je
De, het of een voorzetten
De, het of een voorzetten
A
Goed
B
Fout
Slide 21 - Quizvraag
Noem zelfstandig naamwoorden
Slide 22 - Open vraag
Wat hoort achter deze zin:
Wat is dat
Wat is dat
A
?
B
!
C
.
D
,
Slide 23 - Quizvraag
Wat hoort achter deze zin:
Stil nou
Stil nou
A
!
B
?
C
,
D
:
Slide 24 - Quizvraag
Wat hoort achter deze zin:
Kom je spelen
Kom je spelen
A
?
B
!
C
.
D
,
Slide 25 - Quizvraag
Welke onderwerpen hebben we besproken tijdens deze quiz?
Slide 26 - Open vraag
Wat vond je van de quiz?
A
Leuk
B
Saai
C
Spannend
