Herhalingsweek V3

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Het meervoud
 mannelijk: -e + Umlaut; woorden op -er, -el of -en krijgen geen uitgang; woorden op -e krijgen een -n 
vrouwelijk: -en; woorden op -e, -el of -er krijgen een -n; woorden op -in krijgen een -nen
onzijdig: -e of -er + Umlaut; woorden op -el, -er, -chen, -lein krijgen geen uitgang

Lidwoord: altijd DIE

Slide 2 - Tekstslide

6

Slide 3 - Video

02:06
Maak het meervoud:

der Kurs
A
die Kurse
B
die Kursen

Slide 4 - Quizvraag

02:46
Maak het meervoud:

die Schülerin
A
die Schülerinen
B
die Schülerinnen

Slide 5 - Quizvraag

03:46
Maak het meervoud:

das Land
A
die Landen
B
die Länder

Slide 6 - Quizvraag

03:46
Maak het meervoud:

das Mädchen
A
die Mädchen
B
die Mädchene

Slide 7 - Quizvraag

02:46
Maak het meervoud:

die Frau
A
die Frauen
B
die Fräuen

Slide 8 - Quizvraag

02:06
Maak het meervoud:

der Mann
A
die Männer
B
die Mannen

Slide 9 - Quizvraag

Naamvallen
  • 1e naamval: onderwerp
  • 3e naamval: meewerkend voorwerp
  • 4e naamval: lijdend voorwerp

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

3e naamval
  • Voorzetsels 
  • Persoonlijke voornaamwoorden 
  • De der-groep en de ein-groep

Slide 12 - Tekstslide

Voorzetsels met de
3e naamval

Slide 13 - Woordweb

ihnen
Ihnen
euch
uns
ihm 
ihr
ihm
dir
mir
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie 
Sie

Slide 14 - Sleepvraag

keinen -n
einem
einer
einem
den
dem
der
dem
mannelijk
DER
EIN
vrouwelijk
DIE
EINE
onzijdig
DAS
EIN
meervoud
DIE
KEINE

Slide 15 - Sleepvraag

Maak de zin in de 3e nv af:

Ich fahre mit ___ Bus (o).
A
dem
B
der
C
den
D
das

Slide 16 - Quizvraag

Maak de zin in de 3e nv af:

Ich gehe entlang ___ Kirche (v).
A
dem
B
der
C
den
D
das

Slide 17 - Quizvraag

Maak de zin in de 3e nv af:

Ich helfe ___ alten Mann (m).
A
einem
B
einer
C
einen
D
ein

Slide 18 - Quizvraag

4e naamval
  • Voorzetsels 
  • Persoonlijke voornaamwoorden 
  • De der-groep en de ein-groep

Slide 19 - Tekstslide

Voorzetsels met de
4e naamval

Slide 20 - Woordweb

sie
Sie
euch
uns
ihn 
sie
es
dich
mich
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie 
Sie

Slide 21 - Sleepvraag

keine
einen
eine
ein
die
das
die
den
mannelijk
DER
EIN
vrouwelijk
DIE
EINE
onzijdig
DAS
EIN
meervoud
DIE
KEINE

Slide 22 - Sleepvraag

Maak de zin in de 4e nv af:

Ich freue mich für ___.
A
du
B
dich
C
dir
D
dein

Slide 23 - Quizvraag

Maak de zin in de 4e nv af:

Mein Bruder hat ___ Kinder (mv).
A
keinem
B
keiner
C
keinen
D
keine

Slide 24 - Quizvraag

Maak de zin in de 4e nv af:

Ich sehe ___ alten Mann (m).
A
einem
B
einer
C
einen
D
ein

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Maak de zin in de 3e of 4e nv af:

Ich komme aus ___ Schule (v).
A
die
B
den
C
dem
D
der

Slide 27 - Quizvraag

Maak de zin in de 3e of 4e nv af:

Bei ___ habe ich immer Spaß.
A
euch
B
ihr
C
euere
D
sie

Slide 28 - Quizvraag

Maak de zin in de 3e of 4e nv af:
Ohne ___ Kaffee (m) fühle ich mich müde.
A
ein
B
einen
C
einem
D
einer

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide