4.4: Het oude regime DEEL 1

Hoofdstuk 4
4.4: Het oude regime

Pak stil je laptop en log in bij Lessonup!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
4.4: Het oude regime

Pak stil je laptop en log in bij Lessonup!

Slide 1 - Tekstslide

Wat wordt gezien als een oorzaak voor het ontstaan van de Verlichting?
A
Kolonialisme en handelsrevolutie
B
Rationalisme en wetenschappelijke revolutie
C
Feodalisme en absolutisme
D
Religieuze dogma's en bijgeloof

Slide 2 - Quizvraag

Welk aspect was typerend voor de salons in het Frankrijk van de Verlichting?
A
De vrije uitwisseling van ideeën
B
Georganiseerd door filosofen
C
Alleen voor aristocraten
D
Strikte hiërarchie en etiquette

Slide 3 - Quizvraag

Hoe keken verlichtingsfilosofen naar het absolutisme?
A
Ze begrepen het absolutisme.
B
Ze omarmden het absolutisme.
C
Ze respecteerden het absolutisme.
D
Ze verwierpen het absolutisme.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een standenmaatschappij?
A
Een maatschappij zonder sociale hiërarchie
B
Een maatschappij met strikte sociale klassen
C
Een maatschappij met gelijke kansen voor iedereen
D
Een maatschappij waar iedereen evenveel verdient

Slide 5 - Quizvraag

4.4: Het Oude Regime
Het 'oude bewind' was onderverdeeld in drie standen; de geestelijkheid, de adel en de derde stand die de rest van de mensen vormden. De derde stand was verplicht hoge belastingen te betalen. Het regime moet de Staten-Generaal bijeen roepen, waar de standen gebruik van maken om hun klachten kenbaar te maken.

Slide 6 - Tekstslide

Ancien Régime
  • Koning hoofd van regering
  • Nam alle belangrijke beslissingen
  • Later Ancien Régime genoemd, het 'oude bewind': gebaseerd op feodaliteit, horigheid en absolutisme
  • Standenmaatschappij met grote verschillen in rechten en plichten
  • Oneerlijk volgens velen!

Slide 7 - Tekstslide

Eerste stand
  • Geestelijkheid, functie in de kerk
  • Sommigen rijk, anderen arm
  • 10% van het land, geen belasting
  • Taak van zielzorg
  • Klein deel geestelijken hield zich er echt mee bezig, de rest hield zich met andere zaken bezig!
  • Verlichte denkers: gelijke rechten voor alle godsdiensten!

Slide 8 - Tekstslide

Tweede stand
  • Adel; mensen met aanzien en titels als baron of graaf
  • Inkomsten uit hun land, hoefden geen belasting te betalen omdat zij belangrijke functies hadden in het leger, bestuur en rechtspraak
  • Verlangen naar tijd dat koning niet alle macht had en adel nog invloedrijk was!

Slide 9 - Tekstslide

Derde stand
  • De rest; van dokters tot arbeiders
  • 90% van de mensen
  • Veel minder rechten, maar ze moeten veel belasting betalen!
  • Vooral rijken willen invloed door hoge belastingen
  • Filosofen: Ze werken hard, leven eenvoudig, maar krijgen niks!
  • Kritiek op standenmaatschappij; hoge positie zou beloning moeten zijn voor bewezen talent en diensten!

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit wat de tekenaar van de afbeelding duidelijk wilt maken (boodschap).

Slide 11 - Open vraag

Noem een reden waarom de derde stand ontevreden was over de standenmaatschappij.

Slide 12 - Open vraag

Wie hoort bij welke stand?
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand
Rijke koopman
Bisschop
Boer
Graaf
Baron
Dominee

Slide 13 - Sleepvraag

Aan de slag!
  • Opdrachten paragraaf 4.4
  • Reader leerdoelen 4.4

Slide 14 - Tekstslide