proeftoets M2 herhalingsboekje

     Grammatik: haben sein & werden
 Übungen
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

     Grammatik: haben sein & werden
 Übungen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

maak de juiste combinaties
sleep de werkwoorden naar het juiste persoonlijk voornaamwoord op de volgende dia's

Slide 3 - Tekstslide

het werkwoord haben
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 4 - Sleepvraag

het werkwoord sein
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 5 - Sleepvraag

haben oder sein ????
Vergiss nicht, zu konjugieren (vervoegen) !!!!

Slide 6 - Tekstslide

............... du Zeit für mich?

Slide 7 - Open vraag

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

Slide 8 - Open vraag

.................. du müde?

Slide 9 - Open vraag

.............. Sie schon wieder krank?

Slide 10 - Open vraag

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 11 - Open vraag

Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 12 - Open vraag

Johann, wo...............du?

Slide 13 - Open vraag

.............. ihr froh, dass der Urlaub beginnt?

Slide 14 - Open vraag

Er ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen.

Slide 15 - Open vraag

Es hat geregnet. Die Straße ........ nass.

Slide 16 - Open vraag

voor mannelijke woorden gebruik je
voor vrouwelijke woorden gebruik je
voor onzijdige woorden gebruik je
voor meervoud gebruik je
das
der
die
die

Slide 17 - Sleepvraag

mannelijk [m]
onzijdig [o]
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die

Slide 18 - Sleepvraag

der, die oder das?

Oma
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

der, die oder das?

Hengst
A
die
B
der
C
das

Slide 20 - Quizvraag

der, die oder das?

Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quizvraag

der, die oder das?

Junge
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quizvraag

der, die oder das?

Eltern
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quizvraag

der, die oder das?

Lampe
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quizvraag

der, die oder das?

Theater
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quizvraag

der, die oder das?

Brille
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quizvraag

der, die oder das?

Brötchen
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

der, die oder das?

Stier
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

der, die oder das?

Jahr
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quizvraag

der, die oder das?

Haar
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quizvraag

der, die oder das?

Onkel
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quizvraag

der, die oder das?

Katze
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quizvraag

der, die oder das?

Tier
A
der
B
die
C
das

Slide 33 - Quizvraag

der, die oder das?

Königin Maxima

A
der
B
die
C
das

Slide 34 - Quizvraag

der
die
das
mannelijk
vrouwelijk en meervoud
onzijdig

Slide 35 - Sleepvraag

Freund
A
ein
B
eine

Slide 36 - Quizvraag

Geschwister
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine

Slide 37 - Quizvraag

Omas
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine

Slide 38 - Quizvraag

Wie gut kennst du dich aus?

Wat weet jij over Duitsland?

Slide 39 - Tekstslide

Het land met de meeste inwoners in Europa is...
A
Deutschland
B
La France
C
Great Britain
D
Espana

Slide 40 - Quizvraag

Welke achternaam komt in Duitsland het meeste voor?
A
Müller
B
Merkel
C
Schmidt
D
Rapunzel

Slide 41 - Quizvraag

Duitsers behoren tot de grootste bierdrinkers ter wereld. Hoeveel liter bier drinkt een Duitser gemiddeld per jaar?
A
minder dan 100 liter
B
meer dan 100 liter

Slide 42 - Quizvraag

de Zoologischer Garten in Berlijn is:
A
een van de oudste ter wereld
B
vorig jaar failliet gegaan
C
de grootste dierentuin ter wereld
D
financieel afhankelijk van de Nederlandse regering

Slide 43 - Quizvraag

De uitvinder van de Haribo Gummibärchen ist ...
A
Angela Merkel Berlin
B
Herr August Gummi Gummersbach
C
Herr Hans Haribo Borkum
D
Herr Hans Riegel Bonn

Slide 44 - Quizvraag

Hoeveel eilanden in de Nordsee horen bij Duitsland?
A
3
B
5
C
11
D
13

Slide 45 - Quizvraag

Wat is het grootste pretpark in Duitsland?
A
Wunderland Kalkar
B
Europapark
C
Movie Park Germany
D
Phantasialand

Slide 46 - Quizvraag

Wat zijn de kleuren van de Duitse vlag?
A
rood - geel - zwart
B
zwart - rood - goud
C
rood - zwart - geel
D
zwart - rood - geel

Slide 47 - Quizvraag

Slide 48 - Tekstslide