VMT 3 - herh

Bij het einde van de timer
  • Stil
  • Ipad plat op tafel
  • Mobieltje weg
Klassenregels:
1. Tijdens de les luisteren we naar de docent
2. We doen wat de docent van ons vraagt
3. Blijven van elkaar en elkaars spullen af
4. Iedereen hoort erbij
5. We reageren niet de hele tijd op elkaar
timer
5:00
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bij het einde van de timer
  • Stil
  • Ipad plat op tafel
  • Mobieltje weg
Klassenregels:
1. Tijdens de les luisteren we naar de docent
2. We doen wat de docent van ons vraagt
3. Blijven van elkaar en elkaars spullen af
4. Iedereen hoort erbij
5. We reageren niet de hele tijd op elkaar
timer
5:00
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel!

Slide 1 - Tekstslide

3.1  Hervorming
Personen: Maarten Luther, Johannes Calvijn
Maarten Luther zag hoe de katholieke kerk aflaten verkocht, hij wilde dat de kerk ging hervormen (veranderen).

Begrippen:
  • Aflaat
  • Protestanten (calvinisten / lutheranen)
  • Hervorming
  • Vervolgd
  • Dominee

Slide 2 - Tekstslide

Omschrijving katholieke kerk: Mooie kerken met gouden beelden en schilderijen. Aan het hoofd staat de paus hij wijst de priesters aan. Om in de hemel te komen kan je een aflaat kopen.

Geef een omschrijving van de protestantse kerk

Slide 3 - Open vraag

3.1 Renaissance
Begrippen:
  • Renaissance (wedergeboorte Grieks-Romeinse tijd)
In de middeleeuwen draaide het leven om het leven na de dood. Je moest leven volgens de bijbel en zorgen dat je je aan alle regels hield. Anders kwam je niet in de hemel.

Tijdens de Renaissance dacht men juist aan het leven nu. Je moest kunnen genieten van je leven en de middelen die je had.

Slide 4 - Tekstslide

Renaissance staat voor wedergeboorte. Waarvan is het een wedergeboorte
A
Vroege middeleeuwen
B
Romeinse tijd
C
Grieks-Romeinse tijd
D
Tijd van jagers en boeren

Slide 5 - Quizvraag

3.2 De opstand
Personen: Karel V, Filips II, Margarethe van Parma, Willem van Oranje, Hertog van Alva.

Begrippen:
  • Gewest
  • Stadhouder
  • Centralisatie
  • Landvoogdes
  • Beeldenstorm
  • Geuzen
  • Gezag

Slide 6 - Tekstslide

Sleep de personen naar de juiste omschrijving
Deze persoon was de stadhouder van De Nederlanden

>>>>>>>>>>>>>>>>
Deze persoon was de eerste koning van het Duitse keizerrijk
>>>>>>>>>>>>>>>
Deze persoon was een bekende Nederlandse-Joodse filosoof
>>>>>>>>>>>>>>>>>
Deze persoon werd gestuurd door de koning om protestanten te straffen >>>>>>>>>
Deze persoon had als missie de hele wereld katholiek te maken
>>>>>>>>>
Deze persoon wilde de katholieke kerk veranderen  >>>>>>>>>
Fillips II
Karel V
Willem v. Oranje
Alva van Parma
Maarten Luther
Baruch Spinoza

Slide 7 - Sleepvraag

3.2 Verloop opstand
Vooraf: Nederland bestaat uit zelfstandige provincies (gewesten) maar maken wel onderdeel uit van het Duitse keizerrijk onder leiding van Karel V.
  1. Karel V treed af en zijn zoon Fillips II wordt keizer
  2. Fillips II wilde centraliseren en staat bekend als die-hard katholiek. Hij moet niks van protestanten hebben en straft ze ongelofelijk hard.
  3. Filips II benoemd zijn halfzus Margaretha van Parma als landvoogdes van Nederland. Zij krijgt de taak om te centraliseren en protestanten aan te pakken.
  4. Margaretha van Parma treed minder hard op tegen de protestanten.
  5. Protestanten hoeven zich niet meer te verstoppen en gaan preken in het openbaar houden. Tijdens een preek riep een dominee op om alle beelden in katholieke kerken te slopen (beeldenstorm)

Slide 8 - Tekstslide

3.2 verloop opstand
6. Fillips II is woest en stuurt zijn beste generaal de Hertog van Alva om de protestanten een lesje te leren.
7. Veel protestanten waaronder Willem van Oranje de stadhouder van Nederland vluchten naar Duitsland.
8. Maar nog in datzelfde jaar keert Willem v. Oranje terug met een leger.
9. Jaren lang wordt er gevochten. Het Zuiden is in handen van de Spanjaarden en het Noorden in handen van Willem v. Oranje
10. De noordelijke provincies gaan samenwerken (Unie van Utrecht). Vervolgens verkondigen ze dat zij Fillips II niet meer als koning zien.
12. Willem van Oranje wordt vermoord, opstand gaat door.
13. De Nederlandse provincies verklaren zich onafhankelijk en richten de staat: De Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden op.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de aanleiding (belangrijkste oorzaak) voor het uitbreken van de opstand?
A
Margaretha van Parma als landvoogdes
B
Hertog van Alva gaat tekeer in de Nederlanden
C
De Beeldenstorm
D
Fillips II die wil centraliseren

Slide 10 - Quizvraag

3.3 Nederland immigratieland
Personen: Spinoza
Na de opstand ging het goed met de Nederlandse economie. Veel mensen uit scandinavische landen gingen naar Nederland om te werken. Daarnaast mocht je geloven wat je wilde in Nederland, daardoor kwamen ook veel joden en protestanten naar Nederland, omdat ze in eigen land niet meer veilig waren.

Begrippen:
  • Opstand
  • Republiek
  • Gewetensvrijheid
  • Emigreerden
  • Immigranten

Slide 11 - Tekstslide

Nederland had 'gewetensvrijheid' wat betekent dit?
A
Dat je mag geloven wat je wil, hoe je dit doet is helemaal aan jezelf
B
Dat je mag geloven wat je wil, maar je mag het niet altijd uiten
C
Dat je mag denken en schrijven wat je wil, zonder daar gestraft voor te worden
D
Dat iedereen maar in één geloof mag geloven

Slide 12 - Quizvraag

3.4 Ontdekkingsreizen
Personen: Vasco de Gama, Columbus
Europeanen waren tijdens de kruistochten in aanraking gekomen met exotische waren uit verre oostelijke landen. Dus de Europeanen gingen nadenken hoe zij die spullen het makkelijkste konden krijgen. Zo begon de tijd van ontdekkingsreizen, zoals Vasco de Gama die de eerste zeeroute naar India ontdekte.

Begrippen:
  • Inheems
  • Indianen
  • Kolonie (Kolonisten)
  • Slaaf
  • Trans-Atlantische slavenhandel
  • Driehoekshandel

Slide 13 - Tekstslide

Columbus ontdekte Amerika, waarbij duizenden inheemse mensen stierven. Waardoor stierven de meeste mensen?
A
Door de geweren en zwaarden van de Spanjaarden
B
Door het zware werk dat zij moesten doen als slaaf
C
Door het vergiftigen van de gewassen van de Indianen.
D
Door de ziektes die de Spanjaarden meenamen

Slide 14 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Leg uit waarom deze afbeelding gebonden is aan tijd en plaats

Slide 15 - Open vraag