2.2 Stromingen in de samenleving

2.2 Stromingen in de samenleving
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.2 Stromingen in de samenleving

Slide 1 - Tekstslide

Programma:
- Bespreken huiswerk. Wie heeft het niet gemaakt?
- Herhaling 2.1
- Bespreken 2.2 (deel 1)
- Filmpje
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk bespreken opdracht:
8, 9, 10 en 11

Slide 3 - Tekstslide

Wat houdt het begrip 'constitutionele monarchie' in?

Slide 4 - Open vraag

In welk jaar ontstond het Koninkrijk der Nederlanden?

Slide 5 - Open vraag

Hoe worden de Eerste en Tweede Kamer ook wel genoemd?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het verschil tussen de liberalen en de conservatieven?

Slide 7 - Open vraag

Noem zoveel mogelijk voorbeelden van de slechte leefomstandigheden tijdens de industriële revolutie.

Slide 8 - Open vraag

Noem zoveel mogelijk voorbeelden van de slechte werkomstandigheden tijdens de industriële revolutie.

Slide 9 - Open vraag

Waarom én door wie werden er vakbonden opgericht?

Slide 10 - Open vraag

Leerdoelen 2.2
  • Aan het einde van deze paragraaf weet je waarom en hoe het kiesrecht werd uitgebreid.
  • Aan het einde van deze paragraaf weet je welke strijd er over het onderwijs gevoerd werd.
  • Aan het einde van deze paragraaf weet je welke stromingen streefden naar meer gelijkheid.
  • Aan het einde van deze paragraaf kun je beschrijven hoe de positie van vrouwen veranderde.

Slide 11 - Tekstslide

Uitbreiding van het kiesrecht
1815: klein deel van de bevolking had kiesrecht mannen die veel belasting betaalden
  

1845 en 1917 werd de belastinggrens verlaagd. 
Steeds meer mannen kregen kiesrecht. In 1919 kregen vrouwen ook kiesrecht.
Nederland werd een parlementaire democratie. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Programma:
- Uitleg 2.2
- Filmpje
- Kieswijzer 
- Zelfstandig werken (afmaken 2.2)
- Volgende les: keuze opdracht 

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen 2.2
  • Aan het einde van deze paragraaf weet je waarom en hoe het kiesrecht werd uitgebreid.
  • Aan het einde van deze paragraaf weet je welke strijd er over het onderwijs gevoerd werd.
  • Aan het einde van deze paragraaf weet je welke stromingen streefden naar meer gelijkheid.
  • Aan het einde van deze paragraaf kun je beschrijven hoe de positie van vrouwen veranderde.

Slide 15 - Tekstslide

De strijd om het onderwijs
1874 Kinderwetje: basisonderwijs arbeiderskinderen, alleen kinderen van rijken konden doorleren.

De overheid richtte daarom openbare scholen op zodat:
iedereen kon leren lezen, schrijven en rekenen (openbare school)
Gelijke kansen = emancipatie
  • de armen betere banen konden krijgen
  • de armen hun achterstand konden wegwerken 


Slide 16 - Tekstslide

Strijd over het onderwijs
Katholieken en protestanten wilde ook godsdienst aanbieden op school. Deze confessionelen richtten daarom eigen scholen op. Dit noemde ze bijzondere scholen. Zij kregen GEEN geld van de overheid.
 

1917 nieuwe Onderwijswet: de overheid financierde ook bijzondere scholen.

Slide 17 - Tekstslide

Heel Nederland kan je opdelen in twee soorten scholen:
A
Kleuterscholen en Universiteiten
B
VMBO en MBO scholen
C
Christelijke en Islamitische scholen
D
Openbare en bijzondere scholen

Slide 18 - Quizvraag

Welke van de 4 is GEEN bijzondere school?
A
Christelijke school
B
Openbare school
C
Islamitische school
D
Vrije school

Slide 19 - Quizvraag

Er werden 5 stromingen opgericht:
1. Liberalen: vrijheid
2. Conservatieven: geloof
3. Confessionelen: blijven bij het oude
4. Communisten: gemeenschappelijk bezit van productiemiddelen en verbruiksgoederen
5. Socialisten: gelijkheid

Slide 20 - Tekstslide

Strijd voor gelijkheid
Liberalen willen voor de burgers grote vrijheden zoals de burgerrechten. beschermen en de macht van de staat en de kerk beperken.

Liberale politici zorgden voor de eerste sociale wetten. 


Slide 21 - Tekstslide

Strijd voor gelijkheid(3)

Anderen wilden de samenleving radicaal veranderen. 

Dit waren de communisten. Zij dachten dat de ongelijkheid in de samenleving alleen door een revolutie (grote verandering) kon verdwijnen. 


Slide 22 - Tekstslide

Strijd voor gelijkheid(1)

In de politiek kwamen socialisten op voor de belangen van arbeiders. Ze streefden naar meer gelijkheid. 

De socialisten wilden wetten uitbreiden en zorgen ervoor dat ouderen, zieken en weeskinderen een uitkering kregen. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Positie van vrouwen
Wetten maakten verschil tussen mannen en vrouwen. Hierdoor hadden vrouwen minder rechten dan mannen.


Ze mochten niet naar het hoger onderwijs, mochten niet stemmen en getrouwde vrouwen moesten om toestemming vragen aan hun man.

1870: vrouwen verzetten zich tegen discriminatie. 

Slide 25 - Tekstslide

Positie van vrouwen


Feministen: mensen die het opnemen voor vrouwenrechten.

Vrouwen mochten hierdoor naar het hoger onderwijs, kregen kiesrecht maar de ongelijkheid tussen man en vrouw bleef.

Aletta Jacobs was de eerste vrouw die naar de universiteit ging.


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Link

Zelfstandig werken
Heel 2.2

Slide 29 - Tekstslide