3.5.2 Communisme / Kapitalisme
1 / 24
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Wie is Karl Marx?
A
De bedenker van het Communisme
B
De leider van de Sovjet Unie
C
De president van Amerika
D
De winnaar van de beste baarden wedstrijd
Slide 3 - Quizvraag
In welke tijd bedacht Karl Marx het communisme.
A
tijdens de Tweede Wereldoorlog
B
tijdens de Industriële Revolutie.
C
tijdens de Middeleeuwen
D
tijdens de Verlichting.
Slide 4 - Quizvraag
Wat vond Marx oneerlijk?
A
Dat de directeuren sigaren konden roken
B
Dat de arbeiders moesten werken
C
Dat er sigaren waren.
D
Dat dat directeuren veel meer geld hadden dan de arbeiders.
Slide 5 - Quizvraag
Bij het communisme:
A
Zijn er grote verschillen tussen arm en rijk.
B
Wordt gestreefd naar een maatschappij van gelijkheid.
C
Worden andere rassen als minderwaardig gezien.
D
Zijn bedrijven in handen van particuliere ondernemers.
Slide 6 - Quizvraag
Wie moesten er volgens Marx de bedrijven in handen hebben?
A
de staat
B
de mensen
C
de directeuren
D
de rijke mensen
Slide 7 - Quizvraag
Als de staat de bedrijven in handen heeft dan zou (volgens Marx):
A
mensen niet meer hoeven werken
B
iedereen een baan hebben.
C
het geld eerlijker verdeeld worden.
D
er grote verschillen komen in inkomen.
Slide 8 - Quizvraag
In welk jaar en door wie kwam het communisme in de Sovjet Unie.
A
1917, Lenin
B
1945, Stalin
C
1917, Gorbatsjov
D
1945, Marx
Slide 9 - Quizvraag
Leg uit of het communisme in de Sovjet Unie werkte zoals Marx het bedoeld had.
Slide 10 - Open vraag
Schrijf nu in je eigen woorden op wat het communisme is.
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Video
Wat voor soort bron is de cliphanger over het kapitalisme?
A
primaire ongeschreven bron
B
secundaire ongeschreven bron
C
primaire geschreven bron
D
secundaire geschreven bron
Slide 13 - Quizvraag
Waar draait kapitalisme om.
A
eerlijkheid
B
vrijheid
C
geld
D
werken
Slide 14 - Quizvraag
Wie beschreef als eerste het kapitalisme?
A
Karl Marx
B
Adam Smith
C
Lenin
D
Uncle Sam
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de drijfveel van alle mensen volgens Adam Smith.
A
vrijheid
B
geld
C
goede cijfers halen
D
eigenbelang
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een vrije markt economie
A
dat iedereen zelf mag bepalen wat hij produceert en de beste verdient het meeste geld.
B
dat de staat bepaald wat er wordt geproduceerd en iedereen evenveel verdient.
Slide 17 - Quizvraag
Moet de overheid zich in een vrije markt economie bemoeien met de economie?
A
ja
B
nee
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het probleem dat kan ontstaan in het kapitalisme
A
vrijheid
B
geen vrijheid van meningsuiting
C
ongelijkheid
D
vies brood
Slide 19 - Quizvraag
Schrijf nu in je eigen worden op wat het kapitalisme is.
Slide 20 - Open vraag
Welke van de onderstaande soorten economie hoort bij het communisme en welke hoort bij het kapitalisme?
Planeconomie
Vrijemarkteconomie
Communisme
Kapitalisme
Slide 21 - Sleepvraag
COMMUNISME
KAPITALISME
VRIJHEID
GELIJKHEID
SMITH
MARX
Slide 22 - Sleepvraag
Waarvoor zou je kiezen communisme of kapitalisme? Leg je antwoord uit.
Slide 23 - Open vraag
Welke vind je beter het communisme of het kapitalisme?
Wat voor soort vraag is dit?
Wat voor soort vraag is dit?
A
beschrijvende vraag
B
verklarende vraag
C
vergelijkende vraag
D
waarderende vraag
