Kleding

welke KLEDING ken jij?
1 / 16
volgende
Slide 1: Woordweb

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

welke KLEDING ken jij?

Slide 1 - Woordweb

Wat is dit?
A
de broek
B
de rok
C
het rok
D
de sjaal

Slide 2 - Quizvraag

Wat is dit?
A
de zomerkleding
B
het zomerkleding
C
de winterkleding
D
het winterkleding

Slide 3 - Quizvraag

Welke kleding heb jij aan?

Slide 4 - Open vraag

de slippers
de sandalen
de laarzen
de schoenen

Slide 5 - Sleepvraag

Welk woord staat hier?

de oponk

Slide 6 - Open vraag

Welk woord staat hier?

de kramt

Slide 7 - Open vraag

Welke zin is goed?
A
Jan koopt een broek.
B
Jan kopen een broek.
C
Jan kopt een broek.
D
Jan loopt een broek.

Slide 8 - Quizvraag

Waar kun je kleding kopen?
A
Op de markt
B
In de dierenwinkel
C
In de kledingwinkel
D
Online/ internet

Slide 9 - Quizvraag

Wat is dit?
A
Een gele hoofddoek
B
Een groene zwembroek
C
Een roze zwembroek
D
Een roze hoofddoek

Slide 10 - Quizvraag

Wat is zomerkleding?
A
bikini, handschoen
B
winterjas, zwembroek
C
slippers, badpak
D
skibroek, badkamer

Slide 11 - Quizvraag

Wat is dit?
A
De naald
B
De stof
C
Het katoen
D
De wol

Slide 12 - Quizvraag

Welke sieraden zie je hier?
de armband
de ketting
het horloge
de oorbellen
de ring

Slide 13 - Sleepvraag

Welk woord is goed?
A
de penti
B
de panty
C
de pentie
D
de pantie

Slide 14 - Quizvraag

De rode jurk
De gele laarzen
De groene trui
De rode rok
Het blauwe t-shirt
De bruine laarzen

Slide 15 - Sleepvraag

Welke zin is juist?
A
De rits is dicht.
B
De veter is open.
C
De bril is kapot.
D
De rits is open.

Slide 16 - Quizvraag