T3: Chapter 3 - Adjectives and Adverbs

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Adjectives
NL = Bijvoeglijke Naamwoorden

Zeggen iets over zelfstandige naamwoorden.

He is a careful driver.
The sweater feels nice and soft.

Slide 2 - Tekstslide

Adverbs
NL = Bijwoorden

Zeggen iets over werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden of andere bijwoorden.

We nearly missed the train.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zien deze woorden eruit?
Bijvoeglijke naamwoorden zien er "normaal" uit, bijv: careful, beautiful, dangerous etc.

Bijwoorden zijn vaak dezelfde woorden +ly, bijv: carefully, beautifully, dangerously etc.

Bij sommige bijwoorden moet je wel op de spelling letten! ->

Slide 4 - Tekstslide

Aangepaste Spelling
- een woord dat eindigt op '-le' wordt 'ly'
terrible --> terribly
- een woord dat eindigt op 'y' wordt 'ily'
easy --> easily
- een woord dat eindigt op 'ic' wordt 'ically'
fantastic --> fantastically

Slide 5 - Tekstslide

Uitzonderingen
1 - hetzelfde
- fast
- hard
- high
- late
- low
- long
2 - 'good' en 'well'
good = bijvoeglijk naamwoord
well = bijwoord

3 - geen -ly na sommige werkwoorden
- be, hear, feel, taste, smell, seem
Zie reader voor extra uitleg.

Slide 6 - Tekstslide

John held the plate _____.
A
careful
B
carefully

Slide 7 - Quizvraag

I speak English _____.
A
well
B
good

Slide 8 - Quizvraag

Her English is _____.
A
well
B
good

Slide 9 - Quizvraag

She answered _____.
A
clever
B
cleverly

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijwoord van fantastic?
A
fantasticaly
B
fantasticly
C
fantastically
D
fantasticle

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijwoord van steady?
A
steadly
B
steadily
C
steadilly
D
steadially

Slide 12 - Quizvraag

Lucy is shy so she can't make friends (easy)
A
easy
B
easily

Slide 13 - Quizvraag

The dog looked (hungry) so we gave him some food
A
hungry
B
hungrily

Slide 14 - Quizvraag

There was a long applause because she sang so (beautiful)
A
beautiful
B
beautifully

Slide 15 - Quizvraag

They spoke (quiet) because the baby was asleep
A
quiet
B
quietly

Slide 16 - Quizvraag

My aunt is a (slow) driver
A
slow
B
slowly

Slide 17 - Quizvraag

Was the exercise (easy)?
A
easy
B
easily

Slide 18 - Quizvraag

She worked (hard) to pass her exams
A
hard
B
hardly

Slide 19 - Quizvraag

She (quick) crossed the street
A
quick
B
quickly

Slide 20 - Quizvraag

He drives too (dangerous).
A
dangerous
B
dangerously

Slide 21 - Quizvraag

The soup tastes really (good).
A
good
B
well

Slide 22 - Quizvraag

Take an umbrella. It is raining (heavy).
A
heavy
B
heavyly
C
heavily

Slide 23 - Quizvraag