In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Diagnostische vragen
Slide 1 - Tekstslide
Algebra
Substitueren en herleiden
Slide 2 - Tekstslide
Druk y uit in x. Wat is een juiste stap?
y=2t+3
t=2x+1
A
y=2⋅2x+1+3
B
y=2+2x+1+3
C
y=2x+1
D
y=2(2x+1)+3
Slide 3 - Quizvraag
Druk y uit in x.
y=2t+3
t=2x+1
A
y=4x+4
B
y=2x+6
C
y=2x+1
D
y=4x+5
Slide 4 - Quizvraag
Algebra
(Dubbele) haakjes wegwerken
Slide 5 - Tekstslide
Herleid zonder haakjes (eerste stap)
3x+(4x+5)2
A
3x+16x2+25
B
3x+8x2+25
C
3x+8x+10
D
3x+16x2+40x+25
Slide 6 - Quizvraag
Werk de haakjes weg (eerste stap)
3x−(x+8)2
A
3x−x2+64
B
3−x2−64
C
3x−x2+16x+64
D
3x−x2−16x−64
Slide 7 - Quizvraag
Algebra
Breuken herleiden
Slide 8 - Tekstslide
Herleid:
6(x5)
A
6x5
B
65x
C
x30
D
30x
Slide 9 - Quizvraag
Algebra
vermenigvuldigen
delen
machtsverheffen
Slide 10 - Tekstslide
Schrijf als macht van 2:
23⋅22
A
26
B
46
C
45
D
25
Slide 11 - Quizvraag
Schrijf als macht van 2:
2226
A
23
B
C
24
Slide 12 - Quizvraag
Herleid:
(3a)2+2b2
A
5a2b2
B
11a2b2
C
3a2+2b2
D
9a2+2b2
Slide 13 - Quizvraag
Herleid:
(2xy3)4
A
2x4y12
B
16x4y12
C
16x5y7
D
2x5y7
Slide 14 - Quizvraag
Herleid:
(−3a2b)2
A
−9a4b2
B
9a4b2
C
−3a4b2
D
−6a4b2
Slide 15 - Quizvraag
Schrijf zonder negatieve exponent:
2x−3
A
2x31
B
8x31
C
x32
D
2x3
Slide 16 - Quizvraag
Schrijf de volgende formule in de vorm
axn
2x38
A
4x−3
B
x−3
C
16x−3
Slide 17 - Quizvraag
Transformaties
machtsfuncties
Slide 18 - Tekstslide
Gegeven Hoe is de grafiek van deze functie ontstaan uit de standaardgrafiek?
y=(x−4)2+3
A
Translatie (4,3)
B
Translatie (-4,3)
C
Translatie (3,4)
D
Translatie (3,-4)
Slide 19 - Quizvraag
Gegeven Hoe is de grafiek van deze functie ontstaan uit de standaardgrafiek?
y=3(x−4)2
A
Translatie (4,0), vermenigv. tov y-as met 3
B
Translatie (4,0), vermenigv. tov x-as met 3
C
Translatie (-4,0), vermenigv. tov y-as met 3
D
Translatie (-4,0) vermenigv. tov x-as met 3
Slide 20 - Quizvraag
Gegeven
Hoe kan de grafiek van deze functie niet ontstaan zijn uit de standaardgrafiek?
y=4x2+8
A
Eerst translatie (0,8) dan vermenigv. tov. x-as met 4
B
Eerst vermenigv. tov x-as met 4 dan translatie (0,8)
C
Eerst translatie (0,2) dan vermenigv. tov x-as met 4
D
Eerst vermenigv. tov y-as met 1/2 dan translatie (0,8)
Slide 21 - Quizvraag
Exponentieel verband
Slide 22 - Tekstslide
Wat is de groeifactor bij een toename van 5%?
A
0,95
B
1,5
C
1,05
D
5
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de groeifactor bij een afname van 1,5%?
A
0,85
B
-1,5
C
1,015
D
0,985
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de groeifactor bij een toename van 250%?
A
2,5
B
1,5
C
3,5
D
250
Slide 25 - Quizvraag
De groeifactor is 2,5. Wat was de procentuele toename?
A
Toename van 2,5%
B
toename van 250%
C
toename van 150%
D
toename van 25%
Slide 26 - Quizvraag
De groeifactor is 1,025. Wat was de procentuele toename?
A
toename van 102,5%
B
toename van 2,5%
C
toename van 1,025%
D
toename van 25%
Slide 27 - Quizvraag
De groeifactor is 2,5. Wat was de procentuele toename?
A
Toename van 2,5%
B
toename van 250%
C
toename van 150%
D
toename van 25%
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de standaardformule die hoort bij exponentieel verband?
A
N=b+gt
B
N=at+b
C
N=at2+bt+c
D
N=b⋅gt
Slide 29 - Quizvraag
Als de groeifactor per dag 1,2 is, wat wordt dan de groeifactor per week?
A
1,27
B
1,271
C
1,2−7
D
1,2⋅7
Slide 30 - Quizvraag
Als de groeifactor per jaar 0,8 is, wat wordt dan de groeifactor per maand?
A
0,812
B
0,8121
C
0,8−12
D
120,8
Slide 31 - Quizvraag
Gegeven: (2, 5) en (6,14). Gevraagd: berekening groeifactor (er is dus sprake van een exponentieel verband)
A
6−214−5
B
(6−214−5)41
C
(514)41
D
(26)91
Slide 32 - Quizvraag
Gegeven: (2, 2) en (7,64). Gevraagd: berekening groeifactor (er is sprake van een exponentieel verband)
A
7−264−2
B
(7−264−2)51
C
(264)51
D
(27)321
Slide 33 - Quizvraag
Gegeven: Een grafiek die gaat door (2, 1) en (7,32). Gevraagd: Stel de formule op die bij deze grafiek hoort. Er is sprake van een exponentieel verband en de groeifactor is 2.
A
y=2x−3
B
y=2x
C
H=0,25⋅2t
D
H=2t
Slide 34 - Quizvraag
Welke grafiek geeft exponentiële groei weer?
A
Rood
B
Blauw
C
Groen
Slide 35 - Quizvraag
Toenamediagrammen
Soorten stijgen/dalen
differentiequotiënt/gemiddelde verandering
Slide 36 - Tekstslide
Gegeven: grafiek Gevraagd: de differentiequotiënt op [-1,3]
A
2
B
21
C
4
D
41
Slide 37 - Quizvraag
Wat moet er bij het toenamediagram van deze grafiek bij de verticale as staan?
A
Δy
B
Δs
C
y
D
s
Slide 38 - Quizvraag
Als er bij een grafiek sprake is van toenemende daling ziet het toenamediagram er als volgt uit:
A
B
C
D
Slide 39 - Quizvraag
Bij welke grafiek is er sprake van een afnemende stijging?
A
B
C
D
Slide 40 - Quizvraag
Gegeven de punten (2,3) en (5,9). Wat is de differentiequotiënt?
A
21
B
-2
C
2
D
6
Slide 41 - Quizvraag
Gegeven de functie Wat is de gemiddelde verandering op het interval [1,3]?