Feit of mening?

• Begrijpend lezen
• Basisschool
• Groep 6

Feit of mening?

Doel van de les:

Ik kan een feit en mening herkennen in een tekst.

Feit

Feit: Iets wat echt waar is of wat echt gebeurd is.

Een feit kun je controleren!

Voorbeelden:

In een Snickers zitten 321 caloriën.

Leeuwarden is de hoofdstad van Friesland.

Mening

Mening: wat je van iets of iemand vindt.

Voorbeelden:

Ik vind wielrennen een gave sport.

Op YouTube staan alleen maar saaie filmpjes.

Ik ga met plezier naar school.

1. Feit
2. Mening

Donald Trump is de president van de Verenigde Staten.

1. Feit
2. Mening

Barack Obama heeft het goed gedaan als president.

1. Feit
2. Mening

Amsterdam is een grote stad.

1. Feit
2. Mening

De afstand tussen Groningen en Rotterdam is 246 kilometer.

1. Feit
2. Mening

Herken de mening

Met de auto naar Maastricht duurt lang.

Ik heb zin in de zomervakantie.

Mijn favoriete kleur is groen.

Meester Gert-Jan geeft leuke lessen.

Ik ga erg laat naar bed.

Aan welk woord herken je de mening?
Jim gaat graag naar zijn oma.

1. Jim
2. gaat
3. graag
4. oma

Aan welk woord herken je de mening?
Het gezellige feestje begint om 4 uur.

1. gezellige
2. feestje
3. begint
4. 4 uur

Aan welk woord herken je de mening?
Het ticket voor de bioscoop is goedkoop.

1. het ticket
2. de bioscoop
3. is
4. goedkoop

Noteer een krantenkop uit de Kidsweek die een mening bevat.

Noteer een krantenkop met alleen feiten uit de Kidsweek.

Feit of mening?

Doel van de les:

Ik kan een feit en mening herkennen in een tekst.

En nu jij ... les 17 ...

Lees bladzijden 42 en 43 uit het bronnenboek van Blits.

Maak vervolgens les 17 in het werkboek met behulp van de bronnen op bladzijde 44 uit het bronnenboek.