Spreken 1.1, 1.2 en 1.3
1 / 10
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 4 - Tekstslide
Sta rechtop en probeer zo natuurlijk mogelijk te bewegen. Houd je handen uit je zakken.
Kijk je publiek zo veel mogelijk aan terwijl je praat.
Spreek duidelijk, rustig en verstaanbaar.
Laat iets zien over het onderwerp, bijvoorbeeld door middel van een beeldfragment of een PowerPoint.
Sluit je presentatie af met een leuke of opvallende laatste opmerking, een ‘uitsmijter’.
Maak het publiek nieuwsgierig en introduceer het onderwerp.
Stel jezelf voor.
Vertel zo nodig hoe je presentatie is opgebouwd.
Maak duidelijk wanneer het publiek vragen kan stellen.
middenstuk
Behandel de deelonderwerpen in een logische volgorde.
Gebruik signaalwoorden als eerst, daarna en vervolgens om de verbanden tussen de deelonderwerpen duidelijk te maken (zie Bijlage 1 op bladzijde 251 voor een overzicht van handige signaalwoorden).
slot
Geef een korte samenvatting of conclusie.
Sluit je presentatie af met een opvallende uitspraak of bijvoorbeeld een tip.
Vraag of er nog vragen zijn.
Bedank het publiek.
Slide 5 - Tekstslide
Sta rechtop en probeer zo natuurlijk mogelijk te bewegen. Houd je handen uit je zakken.
Kijk je publiek zo veel mogelijk aan terwijl je praat.
Spreek duidelijk, rustig en verstaanbaar.
Laat iets zien over het onderwerp, bijvoorbeeld door middel van een beeldfragment of een PowerPoint.
Sluit je presentatie af met een leuke of opvallende laatste opmerking, een ‘uitsmijter’.
Maak het publiek nieuwsgierig en introduceer het onderwerp.
Stel jezelf voor.
Vertel zo nodig hoe je presentatie is opgebouwd.
Maak duidelijk wanneer het publiek vragen kan stellen.
middenstuk
Behandel de deelonderwerpen in een logische volgorde.
Gebruik signaalwoorden als eerst, daarna en vervolgens om de verbanden tussen de deelonderwerpen duidelijk te maken (zie Bijlage 1 op bladzijde 251 voor een overzicht van handige signaalwoorden).
slot
Geef een korte samenvatting of conclusie.
Sluit je presentatie af met een opvallende uitspraak of bijvoorbeeld een tip.
Vraag of er nog vragen zijn.
Bedank het publiek.
Hoe maak je een presentatie aantrekkelijk?
Slide 6 - Woordweb
- Aankijken terwijl je spreekt
- Spreek duidelijk, rustig, verstaanbaar
- Laat iets zien: beeld
- Niet onderuit gezakt. Camera!!
- Formeel, beleefd (groeten ed)
- Non-verbale communicatie is 80%
- Netjes gekleed, verzorgd
- Netjes gekleed, verzorgd
Hoe bouw je je presentatie op?
Slide 7 - Woordweb
Inleiding
- Introduceer onderwerp, maak nieuwsgierig
- Stel jezelf voor
- Vertel opbouw presentatie
Middenstuk
- Deelonderwerpen in logische volgorde
- Signaalwoorden: eerst, daarna, vervolgens. Om verbanden te verduidelijken.
Slot
- Introduceer onderwerp, maak nieuwsgierig
- Stel jezelf voor
- Vertel opbouw presentatie
Middenstuk
- Deelonderwerpen in logische volgorde
- Signaalwoorden: eerst, daarna, vervolgens. Om verbanden te verduidelijken.
Slot
- Korte samenvatting/conclusie
- Vraag of er nog vragen zijn.
- Bedank publiek
- Vraag of er nog vragen zijn.
- Bedank publiek
Slide 8 - Tekstslide
- Gebruik niet te veel verschillende kleuren, lettertypen en lettergroottes.
- Geef elke dia een korte titel die duidelijk maakt wat het deelonderwerp is.
- Houd de informatie kort en bondig: gebruik steekwoorden. Zet maximaal vijf à zes regels tekst op één dia.
- Gebruik liever een duidelijke foto dan tekst.
- Heb je veel cijfermateriaal? Gebruik tabellen of grafieken.
- Controleer altijd of de tekst voor iedereen goed te lezen is en of er geen taalfouten in staan.
- Maak niet te veel dia’s: maak één dia bij het onderwerp en de inleiding, één dia per deelonderwerp en één voor het slot.
Slide 9 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 10 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
