Oefentoets tijdvak 9 en 10

Eerste Wereldoorlog:
Welke landen behoorden tot de Centralen?
A
Duitsland, Nederland, Turkije
B
Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk
C
Duitsland, Oostenrijk, Turkije
D
Frankrijk, Engeland, Oostenrijk
1 / 35
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Eerste Wereldoorlog:
Welke landen behoorden tot de Centralen?
A
Duitsland, Nederland, Turkije
B
Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk
C
Duitsland, Oostenrijk, Turkije
D
Frankrijk, Engeland, Oostenrijk

Slide 1 - Quizvraag

Wat was de aanleiding van de Eerste Wereldoorlog?

Slide 2 - Open vraag

Frankrijk hoorde bij de...
A
Centralen
B
Geallieerden

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een bondgenootschap?

Slide 4 - Open vraag

In welk jaar begon de Eerste Wereldoorlog?
A
1912
B
1913
C
1914
D
1915

Slide 5 - Quizvraag

In welk jaar eindigde de Eerste Wereldoorlog
A
1915
B
1916
C
1917
D
1918

Slide 6 - Quizvraag

Wie werd er aangewezen als grote schuldige van de Eerste Wereldoorlog?
A
Engeland
B
Duitsland
C
Oostenrijk
D
Rusland

Slide 7 - Quizvraag

Het begrip LOOPGRAVEN hoort bij...
A
Eerste Wereldoorlog
B
Tweede Wereldoorlog

Slide 8 - Quizvraag

Leg het begrip Wapenwedloop uit

Slide 9 - Open vraag

Leg het begrip Nationalisme uit

Slide 10 - Open vraag

Wie was deze man?

Slide 11 - Open vraag

Wat past het beste bij Duitsland NA de Eerste Wereldoorlog
A
Duitsland vierde de overwinning
B
Duitsland ging geld lenen van Amerika
C
Duitsland viel Nederland binnen
D
Duitsland was een machtig land geworden

Slide 12 - Quizvraag

Leg het begrip DICTATUUR uit

Slide 13 - Open vraag

Welk begrip zie je op de foto?

Slide 14 - Open vraag

Wie was volgens de Nazi's de grote schuldige van de Eerste Wereldoorlog?
A
De Joden
B
De regering en de Joden
C
Oostenrijk en de Joden
D
Adolf Hitler en de Joden

Slide 15 - Quizvraag

Adolf Hitler beloofde iedereen een baan. Hoe kreeg hij dat voor elkaar?
A
Hij liet iedereen in wapenfabrieken werken
B
Hij bedacht banen die niet eens echt bestonden
C
Hij stuurde werkloze mensen naar concentratiekampen
D
Sloot wapenfabrieken, stuurde iedereen het leger in.

Slide 16 - Quizvraag

Door welke gebeurtenis gaf Nederland zich over aan de Duitsers?
A
De arrestatie van koningin Wilhelmina
B
Deportatie van de Joden
C
Het bombardement van Rotterdam
D
Beschietingen aan de grens

Slide 17 - Quizvraag

Wat was het verzet?
A
De Duitsers waren de baas in Nederland
B
Mensen die de Duitsers hielpen
C
Mensen die in opstand kwamen tegen de Duitsers
D
Joden die onderdoken

Slide 18 - Quizvraag

In welk jaar viel Hitler Nederland binnen?
A
1939
B
1940
C
1944
D
1945

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent NSB?
A
Nationaal Socialistische Beweging
B
Nederlandse Socialistische Bond
C
Nationale Staats Beweging
D
Nationaal Staats Bond

Slide 20 - Quizvraag

Noem twee anti-Joodse maatregelen

Slide 21 - Open vraag

De meeste Joden...
A
Werden naar concentratiekampen gebracht
B
Doken onder
C
Moesten werken in het Duitse leger
D
Werden in de duinen vermoord

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de hongerwinter?
A
De Koude Oorlog
B
De winter waarbij Duitse militairen geen eten kregen
C
De laatste winter van de oorlog
D
De maand waarbij de Duitse militairen fietsen meenamen.

Slide 23 - Quizvraag

Leg uit, wat zie je op de foto

Slide 24 - Open vraag

Wat gebeurde er met Adolf Hitler na de Tweede Wereldoorlog
A
Hij pleegde zelfmoord
B
Hij werd door de Russen gevangen genomen
C
Hij wist te vluchten naar het buitenland
D
Hij greep de macht in Oost-Duitsland

Slide 25 - Quizvraag

Oost Duitsland werd na de Tweede Wereldoorlog
A
Kapitalistisch
B
Communistisch

Slide 26 - Quizvraag

Oost- en West Duitsland werden tijdens de Koude Oorlog gescheiden door...
A
Een muur
B
Een hek
C
Een rivier
D
Een zee

Slide 27 - Quizvraag

De leider van Rusland zorgde ervoor dat er geen goederen naar West-Berlijn konden. Hoe loste West-Duitsland dit op?
A
Door de Berlijnse Muur kapot te maken
B
Door een onderzeeër te sturen
C
Door vliegtuigen te sturen
D
Door het IJzeren Gordijn kapot te maken

Slide 28 - Quizvraag

Waarom bouwden de Russen het IJzeren Gordijn?
A
Om er voor te zorgen dat men niet van Oost naar West kon gaan
B
Om er voor te zorgen dat men niet van West naar Oost kon gaan

Slide 29 - Quizvraag

Hoe kon West-Europa zichzelf weer opbouwen na de Tweede Wereldoorlog?
A
Door een goede spaarrekening
B
Door geld van Amerika
C
Door geld van Rusland
D
Door geld van de EU

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent EGKS?
A
Europese Gemeenschap voor Kunst en Stoffen
B
Europese Gemeenschap voor Kans en Staal
C
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
D
Europese Gemeenschap voor Kansen en Steenkool

Slide 31 - Quizvraag

Welk land hoorde niet bij de EGKS
A
Nederland
B
West-Duitsland
C
Oost-Duitsland
D
Italië

Slide 32 - Quizvraag

Wat betekent EEG?
A
Europese Economische Gemeenschap
B
Europese Economische Gezelschap
C
Europese Eerste Gemeenschap
D
Europese Eerste Gezelschap

Slide 33 - Quizvraag

Welk land was NIET lid van de EEG?
A
Duitsland
B
Portugal
C
Ierland
D
Bulgarije

Slide 34 - Quizvraag

Jan rijdt van Rotterdam naar Brussel om daar een nieuwe telefoon te kopen. Leg uit waarom dit tijdens de EEG een stuk sneller ging dan tijdens de EGKS.

Slide 35 - Open vraag