3.3 Volgorde van berekenen
1 / 21
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welke waarde heeft het cijfer 2 in het getal 102678
A
2
B
200
C
2000
D
20000
Slide 4 - Quizvraag
Schrijf in woorden hoe je het volgende getal uitspreekt:
1023025
1023025
Slide 5 - Open vraag
+
-
x
:
som
verschil
product
quotiënt
Slide 6 - Sleepvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Wat moet je als eerste uitrekenen?
3 x 4 + 2 =
3 x 4 + 2 =
A
4 + 2
B
3 x 4
Slide 12 - Quizvraag
Wat moet je als eerste uitrekenen?
3 + 4 x 2 =
3 + 4 x 2 =
A
3 + 4
B
4 x 2
Slide 13 - Quizvraag
Wat moet je als eerste uitrekenen?
3 x (4 + 2) =
3 x (4 + 2) =
A
4 + 2
B
3 x 4
Slide 14 - Quizvraag
Wat moet je als eerste uitrekenen?
(3 + 4) x 2 =
(3 + 4) x 2 =
A
3 + 4
B
4 x 2
Slide 15 - Quizvraag
Wat moet je als eerste uitrekenen?
10 : 2 + 3 =
10 : 2 + 3 =
A
10 : 2
B
2 + 3
Slide 16 - Quizvraag
Wat moet je als eerste uitrekenen?
10 : (2 +3) =
10 : (2 +3) =
A
10 : 2
B
2 + 3
Slide 17 - Quizvraag
Wat moet je als eerste uitrekenen?
10 : 5 x 2
10 : 5 x 2
A
10 : 5
B
5 x 2
Slide 18 - Quizvraag
Wat moet je als eerste uitrekenen?
10 - 5 + 2
10 - 5 + 2
A
10 - 5
B
5 + 2
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Ik weet nu wat de volgorde van berekenen is ...
