Les 2.2 Optellen en aftrekken

• Wiskunde
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

GOEDEMORGEN

- Jas aan de kapstok

- Kauwgom in de prullenbak

- Telefoon in de bak

- Petten/capuchons zijn af

Ga lekker zitten

Wiskunde

Check in

- Wie is er wel en wie niet

- Hoe gaat het met je?

- Verwachtingen 

- Wat gaan we doen?

Verwachtingen

Je hebt een pen of potlood bij je, zodat je kunt schrijven.

 

Tijdens de les:

- luister je stil naar de instructie

- doe je actief mee

- hebben we respect voor elkaar

- mag je fouten maken en om hulp vragen

Wat gaan we doen?

- Terugblik

- Voorkennis

- Instructie

- Aan de slag

- Afsluiting

Terugblik

- Pak een laptop

- Log in op LessonUp

Beantwoord de vragen voor jezelf.

-3

-7

-7

7

-10

-10

Sleep naar de goede plek

Positieve getallen

Negatieve getallen

>

=

<

Welk teken moet hiertussen?

-12 ..... 5

1. <
2. >
3. =

Wat is het tegengestelde getal van 10?

1. 100
2. 11
3. -11
4. -10

Welk teken moet hiertussen?

12 ..... 5

1. <
2. >
3. =

Doel van deze les

Je kunt

- het verschil in temperatuur berekenen

- bij een negatief getal een getal optellen of aftrekken

Zet op je wisbordje van klein naar groot:

38, 42, -12, -5

Van klein naar groot:

-32, -8, -66, -24

Oriënterende opdracht

Opdr. O18 Alpengebied

- Kijk naar het kaartje, wat zie je?

- Wat betekenen de getallen?

Wat gaan we deze les doen?

- Uitleg boek

- Doelen van deze les

- Theorie

- Huiswerk

Voorbeeld

Opgave:

Hoeveel graden is het temperatuurverschil 

tussen de thermometers?

Aanpak:

• Je telt van −5 °C naar 0 °C. Dat is 5.
  
• Daarna tel je van 0 °C naar 8 °C. Dat is 8.
• Daarna tel je deze getallen bij elkaar op: 5 + 8 = 13.
  
• Het temperatuurverschil tussen de thermometers is 13 graden.

Voorbeeld

Opgave:

Hoeveel graden is het temperatuurverschil tussen thermometer 3 en 4?

• Welke temperatuur is het op thermometer 3?

• Welke temperatuur is het op thermometer 4?

• Wat is het verschil tussen de thermometers?

Aan de slag!

- Maak de test opgave

Ik loop langs om te vertellen welke route jij volgt;

Omcirkel in je schrift wat jij moet maken!

A; opdr. 19, 20, 21 en 22, 23

*24

Oriënterende opdracht

We bespreken O25 Getallenrace, O26 en O27

Aan de slag!

- Maak de testopgave

Ik kom langs om te vertellen welke route jij moet volgen;

A; opdr. 28, 29, 30, 31, 32 en 33

B; Opdr. 29, 30, 31, 32, 33 en 34

C; opdr. 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37 en 38

Afsluiting

blz. 91 - leerdoelencheck.

Heb jij het doel behaald?