Foto’s = duidelijk, scherp, één voorwerp erop.
Tekst = uitgebreid en bevat:
1) wat het is, 2) waar het is gevonden,
3) uit welke tijd het komt,
4) waarvan het is gemaakt,
5) waarvoor het werd gebruikt,
6) door wie het werd gebruikt (sociale status),
7) aanvullende informatie uit het museum of van internet.Landen = vier verschillende landen en geef aan of het centrum-, semi-perifere of perifere landen zijn.
Overeenkomsten beschrijven = wat het ene voorwerp heeft dat het andere ook heeft, liefst meerdere.
Verschillen beschrijven = wat het ene voorwerp heeft dat het andere niet heeft, waarbij beide kanten worden belicht.
Taal = geen typefouten, geen spelfouten, geen spreektaal, correct gebruik van leestekens,
lopende zinnen die niet te lang zijn.