K3A Weektaak 21 september t/m 25 september

Weektaak 21 september t/m 25 september
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Weektaak 21 september t/m 25 september

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijke data
- 29 september SO LWoordenschat H1
- huiswerk bekijken

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je aan het eind van de week kennen en kunnen?

Deze week leer je de volgende zaken;
- Hoe ga ik om met het maken van mijn (huis)werk
- De betekenis van een onbekend woord vinden

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Maandag
- Maak eerst Beter Spellen (zie volgende dia)
- SO Lezen H1 > Nina, Dian, Mees, Linsey
- Uitleg; leesbiografie voor het PTA!!!
- Huiswerk bekijken 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

PTA Leerjaar 3
Telt mee voor je PTA, dus voor volgend jaar
P1; Fictieopdracht 1: leesautobiografie
P2; Schrijfopdracht 1: zakelijke brief / e-mail
P2; Fictieopdracht 2
P3; Schrijfopdracht 2: betoog
P3; Fictieopdracht 3
P4; Presenteren: spreken en gesprekken

Slide 7 - Tekstslide

Leesautobiografie
- opdracht staat in Classroom > zie leesautobiografie
- opdracht telt mee voor je examen volgend jaar
- opdracht moet 8 oktober ingeleverd zijn
- iedere dag dat je de opdracht te laat inlevert, gaat er een punt van je cijfer af!!!

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken; opdrachten in je digitale boek
Klaar? 

timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Dinsdag
Losdag

Slide 10 - Tekstslide

Woensdag
- Beter Spellen
- Woordenschat H1
Verder gaan met huiswerk 
- Kijken en luisteren H1
- Spreken en gesprekken H1
Dit werk moet vrijdag 25 september af zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Doel van de les
De betekenis van een onbekend woord vinden;
1. Zoek in de tekst naar een synoniem: 
2. Zoek in de tekst naar de betekenis van het woord. 
3. Zoek in de tekst naar een voorbeeld. Let op signaalwoorden zoals: bijvoorbeeld, zoals enzovoort. 
4. Zoek in de tekst een tegenstelling. Bijvoorbeeld: ontkennen tegenover zeggen dat iets wel zo is. 

5. Zoek in het woord dat je niet kent een bekend woorddeel. Bijvoorbeeld: onnodig (niet nodig).

6. Zoek (een deel van) het woord op in een (online)woordenboek. Kies de betekenis die in de tekst past.

Slide 13 - Tekstslide

Tot slot
Zorg dat je de de volgende opdrachten af hebt;
- Lezen H1
- Schrijven H1
- Kijken en luisteren H1
- Spreken en gesprekken H1
- Woordenschat H1

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Namen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link