A1 thema 2

A1 thema 2  
Herhaling
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

A1 thema 2  
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Welke dag komt voor woensdag?
A
maandag
B
donderdag
C
dinsdag
D
vrijdag

Slide 2 - Quizvraag

Welke dag komt na donderdag?
A
vrijdag
B
woensdag
C
zaterdag
D
zondag

Slide 3 - Quizvraag

Welke dag komt voor maandag?
A
dinsdag
B
woensdag
C
zaterdag
D
zondag

Slide 4 - Quizvraag

Welke dag komt na zaterdag?

Slide 5 - Open vraag

Welke dag komt na woensdag?

Slide 6 - Open vraag

Welke dag komt voor donderdag?

Slide 7 - Open vraag

Welke dag komt voor maandag?

Slide 8 - Open vraag

Wat gebruik je
op school?
Schrijf op.

Slide 9 - Woordweb

Wat is dit?
A
pen
B
gum
C
potlood
D
stift

Slide 10 - Quizvraag

Wat is dit?
A
het papier
B
de pen
C
de gum
D
het potlood

Slide 11 - Quizvraag

Wat is dit?
A
het papier
B
het potlood
C
de map
D
het schrift

Slide 12 - Quizvraag

Wat is dit?
A
de klas
B
de tafel
C
de docent
D
de school

Slide 13 - Quizvraag

Wat is dit?
A
een rondje
B
een streep
C
een kruisje
D
een lijn

Slide 14 - Quizvraag

Wat is dit?
A
een rondje
B
een lijn
C
een streep
D
een kruisje

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn dit?
A
mappen
B
plaatjes
C
schriften
D
bladzijde

Slide 16 - Quizvraag


Welke maand is het?

Slide 17 - Open vraag


De eerste maand van het jaar is ...
A
februari
B
november
C
augustus
D
januari

Slide 18 - Quizvraag


Vorige maand was het ...

Slide 19 - Open vraag


Volgende maand is het ...

Slide 20 - Open vraag


De vijfde maand van het jaar is ...
A
juni
B
mei
C
april
D
juli

Slide 21 - Quizvraag


De achtste maand van het jaar is ...
A
juli
B
september
C
augustus
D
oktober

Slide 22 - Quizvraag


De elfde maand van het jaar is ....

Slide 23 - Open vraag


De kortste maand is ...
A
december
B
juni
C
mei
D
februari

Slide 24 - Quizvraag

Wat is goed:
De jongen ....
A
drink
B
drinkt
C
drinken

Slide 25 - Quizvraag

Ik ..... naar de buurman.
A
luister
B
luistert
C
luisteren

Slide 26 - Quizvraag

Hij ..... in Sneek.
A
woon
B
wonen
C
woont

Slide 27 - Quizvraag

Hij ...... zijn naam.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 28 - Quizvraag

Jullie .... het goed.
A
begrijp
B
begrijpt
C
begrijpen

Slide 29 - Quizvraag

Wij .... koffie.
A
drinkt
B
drink
C
drinken

Slide 30 - Quizvraag

Hoe schrijf je 8?

Slide 31 - Open vraag

De docent ___________ (schrijven)
op het bord.

Slide 32 - Open vraag

Een deur kan open en ___________ .

Slide 33 - Open vraag

De vrouw wil koffie. Ze zegt:
A
Koffie bedankt.
B
Koffie graag gedaan.
C
Koffie alsjeblieft.

Slide 34 - Quizvraag

Je geeft iets. Je zegt:
A
Graag gedaan.
B
Dank je wel.
C
Alsjeblieft

Slide 35 - Quizvraag

Je helpt iemand. Je zegt:
A
Graag gedaan.
B
Dank je wel.
C
Bedankt.

Slide 36 - Quizvraag

Wil __________ mij helpen?
A
bedankt
B
iemand
C
graag

Slide 37 - Quizvraag