Criminaliteit 2021 M3

Maatschappijleer 
Intro-les

Wat is criminaliteit?
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Maatschappijleer 
Intro-les

Wat is criminaliteit?

Slide 1 - Tekstslide

1. Gaat het om een strafbaar feit?
Strafbaar feit: Een delict dat in het Wetboek van Strafrecht staat.
Voorbeelden:
  • Diefstal
  • Geweld
  • Moord
  • Afpersing

Uitzonderingen:
  • Verdediging
Alle strafbare feiten, wat dus bij wet verboden is, staan in het Wetboek van Strafrecht.

Slide 2 - Tekstslide

3. Is de verdachte strafbaar?
Je bent alleen strafbaar als je verantwoordelijk bent voor je eigen gedrag.

Ontoerekeningsvatbaar: Geen invloed op je eigen gedrag, psychische stoornis.

Terbeschikkingstelling (TBS): Mensen die zichzelf niet kunnen beheersen behandeld in een kliniek en komen pas vrij als ze volgens de artsen genezen zijn.
TBS-kliniek Oostvaarderskliniek. 
Daders zitten voor een onbeperkte tijd hierin vast. Dit kan zelfs voor altijd zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer ben je schuldig?
Om te bepalen of iemand schuldig is, stelt een rechter drie vragen.

1. Gaat het om een strafbaar feit?

2. Heeft de verdachte het gedaan?

3. Is de verdachte strafbaar?
De 'blinde rechter' Sebastiaan Hermans.
Geen beïnvloeding door uiterlijke kenmerken. Een voordeel?

Slide 4 - Tekstslide

Jeugdstrafrecht
Voor jongeren tussen de 12 en 18 jaar oud die een zwaar misdrijf hebben gepleegd.

Doel: Voorkómen dat een jongere opnieuw de fout ingaat.

Slide 5 - Tekstslide

Eerlijk proces
Wanneer de officier van justitie besluit om jou te vervolgen, komt er een rechtszaak. De verdachte krijgt dan een dagvaarding.

Dagvaarding = Een oproep om voor de rechter te verschijnen. 
In de dagvaarding staat: 
  • het feit waarvan je verdacht wordt.
  • het tijdstip en de plaats waar de zitting plaatsvindt.

Slide 6 - Tekstslide

Belangrijke personen bij een rechtszaak
Bij een rechtszaak zijn de volgende personen aanwezig:
  • de verdachte, bijgestaan door een advocaat.
  • de officier van justitie die de verdachte aanklaagt.
  • de rechter die bepaalt of iemand schuldig is en of hij een straf krijgt. 
 
         Rechters zijn in Nederland onafhankelijk en onpartijdig.

Slide 7 - Tekstslide


3. 
Het verhoor van de verdachte


Eerst mag de verdachte zelf zijn verhaal doen en vervolgens  ondervragen de rechters, de officier van justitie en je eigen advocaat jou.

Slide 8 - Tekstslide

5: de Rechtszaak

Slide 9 - Tekstslide

Asociaal of ook strafbaar?
Voordingen bij de kassa vinden mensen asociaal. Je houdt dan geen rekening met anderen. 
Er is echter geen wet die zegt dat je niet mag voordringen, dus het is niet verboden. 


Slide 10 - Tekstslide

Winkeldieven en moordernaars
Bij misdrijven maken we vervolgens onderscheid tussen veelvoorkomende criminaliteit en zware criminaliteit.

 Winkeldiefstal, zakkenrollen, vernieling en voetbalvandalisme zijn voorbeelden van veelvoorkomende criminaliteit. 

Misdrijven zoals verkrachting, inbraak. moord of roofovervallen noemen we zware criminaliteit. 

Slide 11 - Tekstslide

Overtredig of misdrijf?
De wet maakt bij delicten verschil tussen overtredingen en misdrijven. 

Door rood rijden is een overtreding. Overtredingen zijn strafbare feiten die minder ernstig zijn. Je krijgt een boete, maar hoeft niet naar de rechter. 

Diefstal, verkrachting of moord zijn voorbeelden van misdrijven. Misdrijven zijn ernstige strafbare feiten.

Slide 12 - Tekstslide

Een misdrijf en dan?
Wanneer je voor een misdrijf wordt opgepakt wordt je door de politie verhoord. Soms moet je naast het verhoor ook een aantal dagen op het politiebureau blijven. 

Voor misdrijven gelden zwaardere straffen dan voor overtredingen. Daarnaast krijg je bij misdrijven altijd een strafblad. Op een strafblad staat voor welk misdrijf je bent gestraft. Dit kan gevolgen hebben voor later, bijvoorbeeld als je een baan zoekt.
Bij misdrijven kun je langer dan 1 jaar de cel in...Bij overtredingen maximaal 1 jaar (of boete...)

Slide 13 - Tekstslide

Slapeloze nachten
Criminaliteit kost de samenleving jaarlijk miljarden euro's. Dit noemen we  materiële schade, schade die je kunt uitdrukken in geld. 

Daarnaast kan er ook sprake zijn van niet-materiële schade, schade die niet in geld is uit te drukken. Zo kun je bijvoorbeeld na een inbraak slapeloze nachten hebben. 

Slide 14 - Tekstslide

                                                                                                   
                                   Quiz-vragen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

wat is jouw oordeel als rechter?
welke straf moet deze meneer krijgen?

Slide 17 - Open vraag

Een ander woord voor strafbaar feit noem je een
A
conflict
B
inzicht
C
delict
D
stoplicht

Slide 18 - Quizvraag

Welk gedrag wordt beschouwd als een misdrijf?
A
Geen id kaart bij je hebben
B
In het donker fietsen zonder licht
C
Mobiel bellen achter het stuur
D
Een winkeldiefstal plegen

Slide 19 - Quizvraag

Welke van de onderstaande delicten is een voorbeeld van een overtreding?
A
Diefstal
B
Door rood rijden
C
Moord
D
Roofoverval

Slide 20 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak voor crimineel gedrag?
A
Alcohol en drugs
B
Schooluitval en spijbelen
C
Groepsdruk
D
Liefdesverdriet

Slide 21 - Quizvraag

Wie is wie?

  1. Verdachte
  2. Rechter
  3. Advocaat
  4. Getuige(n)
  5. Pers
  6. Publiek
  7. Officier van Justitie
  8. Griffier
Officier van Justitie
Getuige(n)
Verdachte
Advocaat
Griffier
Rechter
Pers
Publiek

Slide 22 - Tekstslide

Zijn de meeste criminelen allochtonen?
A
Nee, in absolute cijfers zijn er meer autochtonen verdacht
B
Ja
C
verschilt per achtergrond
D
nee

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van individuele risicofactoren voor crimineel gedrag?
A
schooluitval en biologische factoren
B
slechte opvoeding en minder sociale controle
C
groepsdruk en minder normen
D
alcohol/drugs en slechte leef- omstandigheden

Slide 24 - Quizvraag

Wie zijn er eerder crimineel?
A
mannen
B
vrouwen
C
jongens 16-24 jaar
D
meisjes 16-24 jaar

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer ben je crimineel?
A
Als je er crimineel uitziet
B
Als je door een rechter veroordeeld bent voor een misdrijf
C
Als je de wet hebt overtreden
D
Als de politie je verhoord

Slide 26 - Quizvraag

Welke theorie? Mensen blijven crimineel omdat hun omgeving ze voor altijd als crimineel ziet.
A
bindingstheorie
B
etikettentheorie
C
neutraliseringstheorie
D
aangeleerd gedragstheorie

Slide 27 - Quizvraag

Welke theorie? Mensen groeien op en zien hun ouders als ideaal/rolemodel.
A
bindingstheorie
B
etikettentheorie
C
neutraliseringstheorie
D
aangeleerd gedragstheorie

Slide 28 - Quizvraag

Welke theorie? Mensen leren van hun omgeving.
A
Merton: wij zijn te anoniem
B
Freudiaans: dromen en geweten
C
biologische theorie
D
Sutherland, een leerproces zonder waarden en normen

Slide 29 - Quizvraag

Samenvatting (sleep naar de juiste plek)
Een rechtszaak begint met een                            van de gegevens. Als alles klopt, leest de officier van justitie de                              voor. Hierin staat waar de verdachte van beschuldigd wordt. Daarna worden vragen gesteld. Eerst aan de verdachte en daarna aan de                           . Na de ondervragen eist de officier een                     . De advocaat, die de verdachte                           , probeert de rechter ervan te overtuigen een lagere straf de geven. De rechter bepaalt uiteindelijk de straf, dit is het                           .

aanklacht
controle
getuige
straf
verdedigt
vonnis
helpt
uitspraak

Slide 30 - Sleepvraag


Groepsdruk

De groep bepaald wat je doet en niet doet. 

Slide 31 - Tekstslide

Spijbelen/ schooluitval 
Jongeren zonder diploma komen vaker in aanmerking met justitie.
- Hebben minder een doel in het leven.

bijvoorbeeld: vandalisme 

Slide 32 - Tekstslide

Biologische factoren

Wetenschap toont aan dat psychische stoornissen geweld kunnen veroorzaken

Slide 33 - Tekstslide

Waarom worden mensen crimineel?

Slide 34 - Tekstslide

Alcohol en drugs
Verslaving of alcoholmisbruik zorgt er voor dat mensen misdrijven en overtredingen plegen

bijvoorbeeld: Diefstal, berovingen, gebruik van verboden middelen 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je uitleggen welke risicofactoren er zijn, daarnaast kan je benoemen dat ook de maatschappij van invloed is. 

Slide 37 - Tekstslide

Risico factoren
Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat iemand een verhoogde kans heeft om crimineel gedrag te vertonen.
  • een slechte opvoeding
  • groepsgedrag / groepsdruk
  • alcohol of drugs
  • spijbelen of schooluitval
  • biologische factoren


 

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video


Slechte opvoeding
Jongeren leren thuis de verkeerde normen en waarden.

bijvoorbeeld stelen, slaan, geen respect.

Slide 40 - Tekstslide

Wetboek van strafrecht
Daarnaast:    Wegenverkeerswet
Wet  Economische Delicten
Opiumwet

Slide 41 - Tekstslide

Overtreding
  • Lichte schending
  • Huis v bewaring (max 1 jaar)
  • Meestal geen strafblad
  • Medeplichtigheid en poging tot bestaat niet.
Misdrijf
  • zware schending
  • Gevangenis (max levenslang)
  • Altijd strafblad
  • Medeplichtigheid en poging tot ook strafbaar

Slide 42 - Tekstslide

Zware criminaliteit
  • Moord, inbraak, gewapende overvallen, verkrachting etc.
  • Georganiseerde criminaliteit: drugsbendes, mensensmokkel etc.
Veelvoorkomende criminaliteit
  • Winkeldiefstal, zakkenrollen, vernielingen etc. 

Slide 43 - Tekstslide

De Rechtzaak 

1. 
De opening





De rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte.

Slide 44 - Tekstslide


2. 
De aanklacht


De officier van justitie leest de aanklacht (=ten laste legging) voor.

Slide 45 - Tekstslide


4. 

Het getuigenverhoor



Mensen die iets gehoord of gezien hebben dat met de zaak te 

maken kan hebben worden bevraagd. Hiervoor leggen getuigen een eed af. Getuigen mogen niet liegen en geen aannames doen. 

Slide 46 - Tekstslide


5. 

Officier van justitie.



De officier legt uit waarom hij de verdachte schuldig vindt en eist een bepaalde straf. Dit heet het requisitoir.

Slide 47 - Tekstslide

6. 
Het pleidooi

De advocaat mag de verdachte een laatste keer verdedigen. Hij kan nogmaals bijzondere omstandigheden aanhalen. Of wijzen op het feit dat de verdachte geen strafblad heeft. Dit heet het pleidooi.

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Video


7. 
Het laatste woord



Als verdachte heb je altijd het laatste woord.  Je kunt ook nog iets zeggen over de strafeis van de officier.  De verdachte kan bijvoorbeeld ook aangeven of hij/zij spijt heeft. 

Slide 50 - Tekstslide

8. 

De uitspraak


De rechter vertelt of je schuldig of onschuldig bent en welke straf hij wil geven.  Dit kan een gevangenisstraf zijn,  een voorwaardelijke straf of boete. 

Meestal is de uitspraak of het vonnis twee weken later. 

Slide 51 - Tekstslide