Past continuous

The Past Continuous
De past continuous noemen wij in het Nederlands de duurvorm in het verleden. 
Dit zijn zinnen zoals "Ik was aan het sporten"  "Ik was aan het zingen" etc.

Hoe zit dat nu in het Engels?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EnglishSecondary Education

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

The Past Continuous
De past continuous noemen wij in het Nederlands de duurvorm in het verleden. 
Dit zijn zinnen zoals "Ik was aan het sporten"  "Ik was aan het zingen" etc.

Hoe zit dat nu in het Engels?

Slide 1 - Tekstslide

The Past Continuous
Wanneer gebruik je de Past Cont.?
  • Wanneer iets in het verleden is gebeurt 
En
  • Wanneer iets een langere tijd duurde...

Slide 2 - Tekstslide

The Past Continuous
Yesterday I was singing the whole day!

You were reading when I called!

We were singing when Patrick arrived 

Slide 3 - Tekstslide

The Past Continuous: Herkenning
Wanneer er in de tweede zin de woorden when of while staan
When = Wanneer
While = Tijdens

Slide 4 - Tekstslide

The Past Continuous
In welke zinnen zou je de Past Continuous gebruiken?

We ( sing ) when Patrick arrived!
I ( walk ) yesterday. 
You (run) while I was reading. 
Christopher Columbus (sail) to America in 1492

Slide 5 - Tekstslide

The Past Continuous: Opbouw
The Past Continuous wordt als volgt opgebouwd:

Persoonlijk voornaamwoord + was/were + werkwoord + ing

Slide 6 - Tekstslide

The Past Continuous: Opbouw
Persoonlijk vnw
Ik, jij, hij , etc.
Werkwoord
Stam werkwoord = to play 

Slide 7 - Tekstslide

The Past Continuous: Opbouw
Engels
Nederlands
I
ik
You
Jij
He/she/it
Hij/zij/het
We
Wij
You
Jullie
They
Zij

Slide 8 - Tekstslide

The Past Continuous: Opbouw
De verleden tijd van het werkwoord "to be" (Zijn) is was of were.
Het ligt aan het persoonlijke voornaamwoord welke je gebruikt...

Slide 9 - Tekstslide

The Past Continuous: Opbouw
Engels
Was/were
I
was
You
were
He/she/it
was
We
were
You
were
They
were

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoorden spellingsregels
Werkwoorden met -e
vervalt de -e 
Werkwoorden met -c
komt er -cking achter
Werkwoorden met klinker + medeklinker
verdubbelt de medeklinker

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoorden spellingsregels
Hele werkwoord
Stam werkwoord
Vervoeging -ing
To live
Live
Living
To smile
Smile
Smiling
Hele werkwoord
Stam werkwoord
Vervoeging -ing
To chat
Chat
Chatting
To run
Run
Running

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoorden spellingsregels
Hele werkwoord
Stam werkwoord
Vervoeging -ing
To panic
Panic
Panicking
To picnic
picnic
picnicking

Slide 13 - Tekstslide

Dus...
Persoonlijk vnw + was/were + werkwoord + ing

Behalve:
werkwoorden -e = vervalt de -e
Werkwoorden klinker + medeklinker = medeklinker × 2

Slide 14 - Tekstslide

Vul de zin aan:

Yesterday I ( to play) while my Mom cooked
A
Were playing
B
Was playing
C
am playing
D
was played

Slide 15 - Quizvraag

Vul de zin aan:

Last year we ( to game) every day when we came home.
A
were gameing
B
were gaming
C
was gaming
D
were gamed

Slide 16 - Quizvraag

Vul de zin aan:

Last week she ( to make ) dinner while I worked.
A
were making
B
were makeing
C
was making
D
was makeing

Slide 17 - Quizvraag

Ontkenning
De past continuous kunnen we ook ontkennen, dus zeggen wanneer iets niet gebeurt.
De opbouw is dan ietsjes anders...

Persoonlijk voornaamwoord + was/were + not + werkwoord + ing

Slide 18 - Tekstslide

Maak de zin ontkennend:

Yesterday I ( to play) while my Mom cooked
A
Were not playing
B
Was not playing
C
am not playing
D
was not played

Slide 19 - Quizvraag

Vul de zin aan:

Last year we ( to game) every day when we came home.
A
were not gameing
B
were not gaming
C
was not gaming
D
were not gamed

Slide 20 - Quizvraag

Vul de zin aan:

Last week she ( to make ) dinner while I worked.
A
were not making
B
were not makeing
C
was not making
D
was not makeing

Slide 21 - Quizvraag

Vragende zinnen
We kunnen ook dingen vragen.
Als wij ja/nee vragen stellen (gesloten vragen) is de opbouw zo:

Was / were + persoonlijk voornaamwoord + werkwoord + ing

Slide 22 - Tekstslide

Maak de zinnen vragend
Voorbeeld:
It / to rain / the whole day yesterday?


Was it raining the whole day yesterday?

Slide 23 - Tekstslide

Maak de zinnen vragend
I / play / while my mom cooked?

We / to game/ every day when we came home last year?

she / to make / dinner while I worked?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Link