Les 4 - V4sptl2- escribir introducción en español - ser estar hay

Bienvenidos V4
Escribir la introducción de tu presentación
Saber usar ser, estar y hay correctamente
Abre el portátil y introduce el código/pin
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bienvenidos V4
Escribir la introducción de tu presentación
Saber usar ser, estar y hay correctamente
Abre el portátil y introduce el código/pin

Slide 1 - Tekstslide

Las clases anteriores
Levanta la mano si ...
  •  . . . has visto un vídeo sobre postres tradicionales en España
  • . . . has aprendido la estrategia básica para hacer textos
  • . . . has buscado información general de una fiesta tradicional española
  • . . . has escrito la introducción de tu presentación en holandés

Slide 2 - Tekstslide

Los deberes para hoy

Slide 3 - Tekstslide

Leg hier uit hoe je de perfecto maakt.
Schrijf hier 5 onregelmatige werkwoorden
van de perfecto (hele werkwoord + voltooid deelw.
timer
2:00

Slide 4 - Open vraag

Practicar el perfecto
Ejercicio 12
Escribe las respuestas en lessonup
timer
8:00

Slide 5 - Open vraag

Repasar el vocabulario
Por la profe
p. 51-52 esp-hol y hol-esp
p. 53-54 esp-hol
timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Cierra los portátiles

Slide 7 - Tekstslide

Objetivo de hoy
Escribir la introducción de la presentación en español
Saber usar ser, estar y hay correctamente

Slide 8 - Tekstslide

Escribir la introducción en español
Slide 1
  1. Heet de klas welkom en stel je zelf voor, 
  2. Vertel in welke klas jullie zitten (= zich bevinden)
  3. Welk feest gaan jullie presenteren?
  4. Waar wordt dit feest gevierd?
  5. Wanneer wordt het feest gevierd?
  6. Wat wordt er gevierd? (bijvoorbeeld de geboorte van Jezus).
  7. Waarom waren jullie bij het feest?
SE CELEBRA = WORDT GEVIERD

timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Practicar a presentar

Cuando la profe dice tu nombre . . . . 

De rest van de klas luistert heel goed en geeft daarna feedback op uitspraak. 
Schrijf 1 compliment op
Schrijf 1 verbetering op


Slide 10 - Tekstslide

Un poco de gramática - mejorar texto
Toekomende tijd
Wij gaan een feest presenteren. (ir a + infinitivo)
Vamos + a + presentar ....

Datum of maand noemen
La fiesta se celebra el 15 de septiembre
La fiesta se celebra en abril

Voorzetsels van plaats
in of op = en             naar = a




Slide 11 - Tekstslide

¿SER o ESTAR o HAY?
En dúos
Escribe todo lo que sabes en tu cuaderno: Forma y uso
Después del señal, puedes buscar más info en tu portátil. También puedes ver vídeos. 
----
Laat je aantekeningen zien aan je docent en als ze goedgekeurd zijn ga je zelfstandig slides 15 t/m 21 maken.
Als je daar mee klaar bent, ga je verder met slide 22 (schrijven over de plek van het feest in het Nederlands. 
timer
3:00

Slide 12 - Tekstslide

SER
ESTAR
Valencia is een mooie stad
Madrid is de hoofdstad van Spanje
Sevilla ligt in het zuiden van Spanje
Barcelona is een havenstad
Spanje ligt in het zuiden van Europa
Het eten is heerlijk

Slide 13 - Sleepvraag


Buñol . . . . . un pueblo.
A
hay
B
está
C
es

Slide 14 - Quizvraag

En Barcelona siempre . . . . muchos turistas
A
hay
B
está
C
es

Slide 15 - Quizvraag

Sevilla . . . . en el sur de España
A
hay
B
está
C
es

Slide 16 - Quizvraag

. . . . muchas bicicletas en Holanda.
A
hay
B
está
C
es

Slide 17 - Quizvraag


La Tomatina ........ una fiesta muy divertida
A
hay
B
es
C
está
D
eres

Slide 18 - Quizvraag

2a parte - el lugar
¿Qué gramática necesitas para describir un lugar?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 2: El lugar de la fiesta
En holandés
Waar wordt het feest gevierd?
Waar ligt dit? 
Leg uit op de kaart en vertel hoe het ligt ten opzichte van andere plekken.
Noem 1 belangrijke bezienswaardigheid.
Geef een beschrijving van deze bezienswaardigheid
Met wie waren jullie daar?


timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

La evaluación
Levántate si ....
 . . . has  estudiado bien el vocabulario para hoy
. . .  entiendes cómo se forma el perfecto
. . . si conoces cómo se forman los verbos irregulares del perfecto
. . . entiendes la diferencia entre SER, ESTAR y HAY

Slide 21 - Tekstslide

Los deberes para el miércoles
Estudiar = leren

Vocabulario esp-hol y hol-esp p. 53 y 54

Hacer = maken
Texto 3
Markeer in de tekst waar het antwoord volgens jou staat









Slide 22 - Tekstslide

Los deberes para el viernes

Slide 23 - Tekstslide