In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
6.1: Indicatoren
Slide 1 - Tekstslide
Dia 40: Bekijk de kaart ‘De wereld Globalisering - Externe gerichtheid economie’. Verklaar het beeld van Afrika met behulp van het centrum-periferiemodel.
A
Groot handelsvolume. Ze hebben weinig industrie dus moeten veel importeren en ze exporteren veel grondstoffen.
B
In veel Afrikaanse landen bedraagt het handelsvolume een groot percentage van het bbp. Afrika exporteert als periferie-land namelijk veel producten. Daarnaast hebben ze zelf bijna geen industrie, waardoor ze veel producten moeten importeren uit het centrum.
C
Afrika is een periferie land en daardoor hebben ze weinig industrie
D
In Afrika zijn dr vooral veel landen die dingen uit het land zelf halen in ruil voor geld maar zelf gaat Afrika op er achteruit
Slide 2 - Quizvraag
Dia 61: Vanaf de achttiende eeuw nam het aantal exploitatiekolonies toe. Welke economische en demografische ontwikkelingen lagen hieraan ten grondslag?
A
Ze gingen meer koloniën veroveren voor voedsel en grondstoffen.
B
industrialisatie
C
industriële revolutie, de welvaart nam toe en zo ook de bevolking. De koloniën waren er voor voedsel.
D
economisch: moeten allebei geld verdienen demografisch: moeten allebei er iets aan hebben
Slide 3 - Quizvraag
Met welke indicator meet je het best economische verschillen tussen gebieden?
Slide 4 - Woordweb
Geef een reden waarom het BNP per hoofd niet geschikt is om economische verschillen tussen landen aan te tonen.
Slide 5 - Woordweb
Nadelen BNP/hoofd
Nadelen van het meten van welvaart door middel van het BNP per hoofd:
- Het is een gemiddelde; er kan een kleine, zeer rijke groep zijn
- Het kan regionaal verdeeld zijn
- Het meet geen koopkracht
- De informele sector wordt niet meegenomen
Slide 6 - Tekstslide
Overige indicatoren
- HDI: Human development index (analfabetisme, levensverwachting)