H7 en H8 toetsweek 4 deel 2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 7 en 8

voorbereiding toetsweek 4

Export is

1. Het uitvoeren van binnenlandse producten
2. In eigen land producten kopen.
3. Het invoeren van buitenlandse producten
4. In eigen land producten verkopen

Welk van onderstaande gebeurtenissen vallen NIET onder export?

1. Nederland verkoopt Goudse kaas aan Australië
2. Je ouders huren voor de zomervakantie een vakantiewoning in Spanje
3. Nederlandse transportbedrijven vervoeren dagelijks goederen van de Rotterdamse haven naar steden in heel Europa
4. Een Japanse toerist koopt een paar klompen op de Zaanse Schans

Import of export?
Ik ben op vakantie in Frankrijk.

1. import
2. export
3. niks, je bent op vakantie
4. inflatie, je doet aan inflatie

Import- export quote

Importquote = totale invoerwaarde ÷ nationaal inkomen x 100

Exportquote = Totale uitvoerwaarde ÷ nationaal inkomen x 100

Open economie

Nederland heeft een open economie

Of Nederland naar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote.

Hoe hoger de quote (= procenten) , hoe opener de economie!

Bereken de exportquote:

BBP	650 miljard
Export	180 miljard
Import	79 miljard

1. 12,2 %
2. 39,8%
3. 43,9%
4. 27,7%

Betalingsbalans

De betalingsbalans geeft een overzicht van de exportwaarde en de importwaarde van goederen en diensten. 

Betalingsbalans: positief of negatief

Positief saldo:
Als onze totale uitvoerwaarde groter is dan de invoerwaarde, heeft Nederland een overschot op de betalingsbalans.
 
Negatief saldo:
Als een land meer importeert dan exporteert, dan is er een tekort op de betalingsbalans.

Bereken het saldo op de betalingsbalans

nationaal inkomen per hoofd van de bevolking:

1. gemiddeld inkomen per persoon
2. gemiddeld jaarinkomen per persoon
3. gemiddeld jaarinkomen per persoon in een land

Het nationaal inkomen van een land zegt wat over .................

1. de welvaart van de inwoners.
2. het welzijn van de inwoners.
3. de welvaart en het welzijn van de inwoners.
4. antwoord A, B en C klopt niet.

Kenmerken van de Europese Unie

• gemeenschappelijke regels in de verschillende landen
  
• vrijhandel (de EU heeft een interne markt)
  

Er is vrij verkeer van:

• goederen (vrijhandel)
  
• diensten (vrijhandel)
  
• personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  
• kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)
  

Door het vrije verkeer van goederen en diensten:

• zijn de expert en import tussen de landen van de Europese unie toegenomen
• is de concurrentie tussen ondernemingen in de Europese unie toegenomen (=gunstig voor de consumenten)
• stijging van de productie
• stijging in werkgelegenheid