Les 4 voegwoorden

Grammatica
Doel:
Je leert hoe je voegwoorden herkent en gebruikt.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Doel:
Je leert hoe je voegwoorden herkent en gebruikt.

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de les:
Aan het eind van de les weet je hoe je voegwoorden herkent.


Slide 2 - Tekstslide

Check in-vraag:
Ik weet wat voegwoorden zijn en ik kan ze herkennen en gebruiken in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Wat is (zijn) de persoonsvorm(en) in deze zin?

Hij heeft zich goed voorbereidt op de auditie, dus hij is er helemaal klaar voor.
A
heeft
B
heeft en voorbereidt
C
heeft en is
D
heeft, voorbereidt en is

Slide 4 - Quizvraag

even herhalen

Slide 5 - Tekstslide

De structuur van de zin is:

Hij heeft zich goed voorbereidt op de auditie, dus hij is er helemaal klaar voor.
A
bijzin - hoofdzin
B
hoofdzin - bijzin
C
bijzin - bijzin
D
hoofdzin - hoofdzin

Slide 6 - Quizvraag

Voegwoorden
Een voegwoord voegt of verbindt woorden, maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
* Kunnen ook vooraan staan in een samengestelde zin. Omdat ik slecht sliep, ben ik nu moe.
* Samengestelde zinnen hebben niet altijd een voegwoord. (Ik ben moe; ik heb slecht geslapen.)

Slide 7 - Tekstslide

Het voegwoord in deze zin is

Hij heeft zich goed voorbereidt op de auditie, dus hij is er helemaal klaar voor.
A
dus
B
, (de komma)
C
hij
D
geen idee

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het voegwoord in de zin:
Het zit in zakken of in kratten.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het voegwoord in de zin:
Je moet veel kleding mee, want het wordt koud.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Wat zie je in de volgende zin:
Ik moet lopen, omdat mijn broertje mijn fiets leende.
A
hoofdzin - hoofdzin
B
hoofdzin - bijzin
C
bijzin-hoofdzin
D
bijzin - bijzin

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het voegwoord in de zin:
Ik moet lopen, omdat mijn broertje mijn fiets leende.
A
omdat
B
moest
C
geen

Slide 14 - Quizvraag

Wat zie je in de volgende zin:
Doordat mijn broertje mijn fiets leende, moest ik lopen.
A
hoofdzin - hoofdzin
B
hoofdzin - bijzin
C
bijzin-hoofdzin
D
bijzin - bijzin

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het voegwoord in de zin:
Doordat mijn broertje mijn fiets leende, moest ik lopen.
A
doordat
B
moest
C
geen

Slide 16 - Quizvraag

Check out-vraag:
Ik snap wat voegwoorden zijn en kan ze herkennen en gebruiken in een zin
Ik heb nog vragen over de theorie en wil graag extra uitleg

Slide 17 - Poll