In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
H4 - Woche 16 - Stunde 1
Slide 1 - Tekstslide
Planung
Grammatik: haben, sein, werden & schwache Verben (Präteritum und Partizip II)
Ziele
Du kannst die unregelmäßigen Verben haben, sein, werden aktiv im Präteritum und Partizip II verwenden.
Du kannst die schwachen Verben aktiv im Präteritum und Partizip II verwenden.
Slide 2 - Tekstslide
Wochenaufgaben checken
Vor dem Unterricht:
Fertig: K4
Lektion 2: 22, 23
Lektion 6: 62, 63
Lektion 7: 70, 71, 72, 73
Lernen: K4
Lektion 6: Lernbox N - D
Lektion 7: Lernbox D - N
Slide 3 - Tekstslide
Übersetze das Wort:
Morgen überweise ich das Geld auf dein ... (bankrekening)
A
Rechnung
B
Konto
C
Bankrechnung
D
Sparschwein
Slide 4 - Quizvraag
Übersetze das Wort:
Mein Sohn hat eine (opleiding) als Koch gemacht.
A
Aufbildung
B
Aufleitung
C
Hochschule
D
Ausbildung
Slide 5 - Quizvraag
Übersetze das Wort:
Mein (salaris) ist schon seit Jahren nicht mehr gestiegen.
A
Lohn
B
Salarierung
C
Gehalt
D
Geld
Slide 6 - Quizvraag
Übersetze das Wort:
Mein (werkgever) hat das Rauchen während Arbeitszeit verboten.
A
Chef
B
Arbeitsgeber
C
Arbeitsnehmer
D
Direktor
Slide 7 - Quizvraag
Welches Signalwort ist richtig?
Ich räume mein Zimmer auf, ... meine Schwester das Badezimmer putzt.
A
weil
B
während
C
außerdem
D
denn
Slide 8 - Quizvraag
Welches Signalwort ist richtig?
Sie ist mit ihem Job beschäftigt,... hat sie keine Zeit.
A
daher
B
trotzdem
C
weil
D
nachdem
Slide 9 - Quizvraag
Welches Signalwort ist richtig?
Online shoppen ist einfach und ... findet man die besten Schnäppche online.
A
jedoch
B
zwar
C
obwohl
D
außerdem
Slide 10 - Quizvraag
Grammatik - haben, sein werden & schwache Verben
1. haben, sein en werden im Präteritum (o.v.t.)
haben, sein, werden zijn onregelmatige werkwoorden. Je kunt ze niet (helemaal) volgens een 'regel' vervoegen. JE moet deze werkwoorden dus goed uit je hoofd leren. De vormen heb je onlangs geleerd:
Slide 11 - Tekstslide
Grammatik - haben, sein werden & schwache Verben
2. Das Partizip II (voltooid tegenwoordige tijd) van haben, sein en werden
Als je in een zin een voltooid deelwoord gebruikt, dan geef je aan dat iets al gebeurd is. Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer. De werkwoorden haben, sein en werden zijn onregelmatige werkwoorden. Het helpt om de vormen van het voltooid deelwoord uit je hoofd te leren.
Haben: Er hatwirklich Glück gehabt! - Hij heeft echt geluk gehad.
Sein: Daniel ist in Spanien gewesen. - Daniel is in Spanje geweest.
Werden: Mirna ist krank geworden. - Mirna is ziek geworden.
Het voltooid deelwoord van haben = gehabt
Het voltooid deelwoord van sein = gewesen
Het voltooid deelwoord van werden = geworden
Slide 12 - Tekstslide
Grammatik - haben, sein werden & schwache Verben
3. Schwache Verben im Präteritum (o.v.t.) und Partizip II (v.t.t.)
Net als in het Nederlands kent het Duits zwakke en sterke werkwoorden. Een zwak werkwoord heeft in de stamtijden (o.t.t. - o.v.t. - voltooide tijd) geen klinkerverandering (werk - werkte - gewerkt). Een sterk werkwoord heeft wel een klinkerverandering als je het werkwoord in de verleden tijd zet (loop - liep - gelopen).
Net als in het Nederlands wordne in het Duits gebeurtenissen in de verleden tijd vaak in de voltooide tijd weergeven. Bijvoorbeeld:
Ik ben in de zomer naar Spanje geweest - Ich bin im Sommer in Spanien gewesen.
We bekijken nu de verleden tijd (Präteritum) en de voltooide tijd (Partizip II) van de zwakke werkwoorden.