Intro
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat betekent mobiliteit?
A
Auto's
B
Vervoer
C
Techniek
D
Bewegen
Slide 3 - Quizvraag
Wat doe je NIET in deze sector?
A
Sporten
B
Klanten te woord staan
C
Rekening houden met het milieu.
D
Fietsen repareren
Slide 4 - Quizvraag
Waar werk je NIET?
A
Fietsenzaak
B
Bakker
C
Busmaatschappij
D
Magazijn
Slide 5 - Quizvraag
Welke opleiding valt NIET onder deze richting?
A
Autoschade hersteller
B
Auto spuiter
C
Buschauffeur
D
Bedrijfsauto techniek
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Video
wat moet Chantal aan als ze gaat werken in de werkplaats?
A
een astronautenpak
B
een overal
C
een overall
D
een verkoperpak
Slide 8 - Quizvraag
Wat moest erg gebeuren met de autobanden?
A
balanceren
B
oppompen
C
nieuw wiel
D
glad make
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Video
In welke straat kun je je auto laten wassen?
A
In de douche
B
In de waterstraat
C
In de wasmolen
D
In de wasstraat
Slide 11 - Quizvraag
Er was een klant aan de telefoon, Chantal moest vertellen hoe duur de auto was. weet jij het nog?
A
188000
B
8100
C
18000
D
18888
Slide 12 - Quizvraag
Waar zit het gaspedaal
A
rechts
B
links
Slide 13 - Quizvraag
Welke woorden hoor je veel bij MOBOLITEIT?
Slide 14 - Open vraag
Welke beroepen vallen onder mobiliteit & voertuigen ?
A
Autoschade hersteller
B
Mobieltjes maker
C
Supermarkt manager
D
Fietsenmaker
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Video
Noem 3 werkzaamheden binnen de autoschade
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Video
Noem 3 werkzaamheden van een fietsenmaker
Slide 19 - Open vraag
Noem 3 werkzaamheden van een autospuiter
Slide 20 - Open vraag
Noem een voorbeeld van een auto of fietsen zaak bij jou in de buurt
Slide 21 - Open vraag
Wat is leuk aan mobiliteit & voertuigen?
Slide 22 - Woordweb
Wat is minder leuk aan mobiliteit & voertuigen?
