Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Le verbe 'aller'
1 / 17
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
17 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
wij zijn =
A
nous avons
B
nous sommes
C
on est
D
vous êtes
Slide 2 - Quizvraag
jij hebt =
A
tu a
B
tu est
C
tu as
D
tu es
Slide 3 - Quizvraag
zij houden van =
A
il aime
B
ils aiment
C
ils aimont
D
elle aime
Slide 4 - Quizvraag
zij hebben =
Slide 5 - Open vraag
jullie zijn =
Slide 6 - Open vraag
aller = gaan
je vais = ik ga
tu vas = jij gaat
il/elle/on va = hij/zij/men gaat
nous allons = wij gaan
vous allez = jullie gaan/ u gaat
ils/elles vont = zij gaan
Slide 7 - Tekstslide
Hoe maak ik een
futur proche
?
Je hebt 2 zaken nodig:
1.
Een vorm van 'aller'
2.
Een heel werkwoord
Exemples:
Je
vais
acheter
une nouvelle robe.
Nous
allons
visiter
le musée.
Slide 8 - Tekstslide
Futur proche
1. Ils vont porter un jean.
2. Tu vas dépenser € 60,- dans le magasin.
Slide 9 - Tekstslide
Futur proche
Zet de werkwoorden tussen haakjes in de toekomende tijd.
Exemple: Tu (visiter) ........... la Tour Eiffel.
Tu
vas
visiter
la Tour Eiffel.
1. Nous (regarder) ................... un film.
2. Ils (acheter) ...................... un pantalon bleu.
Slide 10 - Tekstslide
Antwoorden
1. Nous
allons
regarder
un film.
2. Ils
vont
acheter
un pantalon bleu.
Slide 11 - Tekstslide
Jij gaat een broek kopen. =
A
Je vais acheter un pantalon.
B
Tu vas acheter un pantalon.
C
Il va acheter un pantalon.
D
Tu vas dépenser un pantalon.
Slide 12 - Quizvraag
Zij gaan een overhemd kopen. =
A
Il va acheter une chemise.
B
Nous allons acheter une chemise.
C
Ils vont acheter une chemise.
D
Elle va acheter une chemise.
Slide 13 - Quizvraag
Wij gaan een rode jurk dragen. =
A
Nous allons porter une robe rouge.
B
Vous allez porter une robe rouge.
C
Ils vont porter une robe rouge.
D
On va porter une robe rouge.
Slide 14 - Quizvraag
U gaat een ijsje eten. =
A
Nous allons manger une glace.
B
Tu vas manger une glace.
C
Vous alez manger une glace.
D
Vous allez manger une glace.
Slide 15 - Quizvraag
Zij gaat een film kijken. =
A
Il va regarder un film.
B
Elle vais regarder un film.
C
Elle va regarder un film.
D
Elle vas regarder un film.
Slide 16 - Quizvraag
Les devoirs
Les devoirs pour jeudi le 2 juillet:
- Exercices 31b/c/c, 32 et 33
- Apprendre: le verbe 'aller' + aantekening over toekomende tijd
Slide 17 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Le verbe 'aller'
Mei 2020
- Les met
10 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Le verbe 'aller'
April 2024
- Les met
10 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Le verbe 'aller'
Augustus 2024
- Les met
10 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Bron H frans hfst 5 - klas 1
April 2020
- Les met
15 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1tvm 11/6 - le futur proche
Oktober 2022
- Les met
21 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
GL 1 HV Ch 6 aller + futur
Juli 2021
- Les met
14 slides
fr
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Leçon 9 Chapitre 6 H Grammaire et écrire
Mei 2021
- Les met
17 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
HAVO 1 Aller + le futur proche
Februari 2021
- Les met
18 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1