Bijvoeglijk naamwoord (2 basis)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord

- het spannende boek

- een spannend boek

- het boek is spannend

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel

Hoe schrijf je BN?

- De meeste BN hebben een korte en lange vorm: 

mooi, mooie / lang, lange / blauw, blauwe

- Soms moet je bij de lange vorm iets veranderen:

tof  > toffe

vies > vieze

rood > rode

Hoe schrijf je BN?

- Schrijf BN zo kort en eenvoudig mogelijk, tenzij je het woord verkeerd kan uitspreken (kapotte  i.p.v.  kapote)

- Stoffelijke BN schrijf je bijna allemaal met -en: katoenen, metalen, wollen, houten  maar  plastic en nylon 

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord

- het spannende boek

- een spannend boek

- het boek is spannend

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?

1. de
2. leerling
3. snapt
4. slimme

De rode jas hangt nog aan de kapstok. Het bijvoeglijk naamwoord is:

1. jas
2. rode
3. kapstok
4. hangt

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'

1. lieve
2. morgen
3. eindelijk
4. er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. grote
2. plastic
3. kleurige
4. koude

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. De aardige jongen lacht om haar grapjes.
2. Dat is de normaalste zaak van de wereld.
3. Morgen wordt het een mooie dag.
4. Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Zij heeft dit weekend veel leuke films gekeken.

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
De film die wij nu kijken is erg saai.

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord (bnw) goed op:

De fiets is nieuw. - de __________ fiets.

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord (bnw) goed op:

De armband is van zilver. - De __________ armband.

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord (bnw) goed op:

Het meisje is aardig. - Een __________ meisje

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord (bnw) goed op:

De straat is breed. - de __________ straat

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord (bnw) goed op:

De maaltijd is lekker. - De __________ maaltijd

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord (bnw) goed op:

Het mes is scherp. - Een __________ mes

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord (bnw) goed op:

De vlag is geel. - Een __________ vlag.

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord (bnw) goed op:

Inez heeft een heel ___________ (mooi) paard.

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord (bnw) goed op:

Ze maakt zijn vacht schoon met een ________ (hard) borstel.

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord (bnw) goed op:

Daarna kamt ze zijn _______ (stug) manen.

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord (bnw) goed op:

Daarvoor gebruikt ze een _______ (plastic) kam.

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord (bnw) goed op:

Met een ________ (ijzer) krabber maakt ze zijn hoeven schoon.