BBL Lesweek 4 2.1 t/m 2.6

Welkom bij 

Rekenen
paragraaf 2.1 t/m 2.3
Rekenen
BBL
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij 

Rekenen
paragraaf 2.1 t/m 2.3
Rekenen
BBL

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

198 + 35 =
A
133
B
137
C
233
D
237

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welkom
Rekenen
Paragraaf 2.1

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cijferend rekenen
  • Zorg bij decimale getallen dat de komma's recht onder elkaar staan,
en reken de som onder de streep uit.
  • Je mag achter de komma altijd een extra nul aan het eind zetten,
om het aantal decimalen gelijk te maken.




34,80
   2,55
_______+
37,35

Slide 9 - Tekstslide

Voor een meer uitgebreide uitleg, zie de voorgaande les over optellen en aftrekken.
Handig optellen met strategieën zoals :
Rijgen                    (230 + 90: 230 → 300 → 320) 
Splitsen                 (46 + 53 → 90 + 9) 
Compenseren    (199 + 86: 200 + 86 - 1 of ineens 200 + 85)
Analogie                (3000 + 12000 naar analogie van 3 + 12) 
Verwisselen         (2 + 399 → 399 + 2)
Omvormen           (97 + 54 is evenveel als 100 + 51)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel opgave 3
Ik kan cijferend aftrekken.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Som
a. Er stonden 7788 computers klaar, maar er waren maar 6952 deelnemers. Om erachter te komen hoeveel computers er ongebruikt waren, wordt de som: 7788 - 6952 = ? Je kan dit cijferend aftrekken.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ik doe de som eerst voor
4 x 15 = 60
want 4 x 10 = 40 en 4 x 5 = 20
40 + 20 = 60
Hoeveel is dan 4 x 150 = ?
Ik weet dat 4 x 15 = 60
150 = 10 x 15, dus moet het antwoord ook keer 10 (60 x 10)
Het antwoord is 600

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 manieren

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik doe de som eerst voor
4 x 15 = 60
want 4 x 10 = 40 en 4 x 5 = 20
40 + 20 = 60
Hoeveel is dan 4 x 150 = ?
Ik weet dat 4 x 15 = 60
150 = 10 x 15, dus moet het antwoord ook keer 10 (60 x 10)
Het antwoord is 600

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2.4 Delen
Bij delen mag je de volgorde van de getallen niet verwisselen.

Je kunt op verschillende manieren delen:

1. U
it het hoofd
2. Kolomsgewijs delen (herhaald aftrekken) 
3. Staartdelen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwisselen
Bij delen mag je de volgorde van de getallen niet verwisselen.

12 : 3 is niet gelijk aan 3 : 12.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kolomsgewijs delen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.3 Vermenigvuldigen
Bij een vermenigvuldiging mag je de volgorde van de getallen verwisselen.

Je kunt op verschillende manieren vermenigvuldigen

1. Uit het hoofd
2. Kolomsgewijs 
3. Traditioneel.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwisselen
Bij een vermenigvuldiging mag je de volgorde van de getallen verwisselen.

4 × 5 = 5 × 4

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 manieren

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik doe de som eerst voor
4 x 15 = 60
want 4 x 10 = 40 en 4 x 5 = 20
40 + 20 = 60
Hoeveel is dan 4 x 150 = ?
Ik weet dat 4 x 15 = 60
150 = 10 x 15, dus moet het antwoord ook keer 10 (60 x 10)
Het antwoord is 600

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2.4 Delen
Bij delen mag je de volgorde van de getallen niet verwisselen.

Je kunt op verschillende manieren delen:

1. U
it het hoofd
2. Kolomsgewijs delen (herhaald aftrekken) 
3. Staartdelen.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwisselen
Bij delen mag je de volgorde van de getallen niet verwisselen.

12 : 3 is niet gelijk aan 3 : 12.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staartdelen

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kolomsgewijs delen

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met haakjes
Als er in een som haakjes staan, moet het deel tussen de haakjes eerst worden uitgerekend


Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermenigvuldigen met 10, 100, 1000

Bij vermenigvuldigingen met 10, 100, 1000, enzovoort, komen er één of meerdere nullen achter het getal.

Je telt het aantal nullen voor het juiste aantal nullen in het antwoord.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Astrid koopt 3 kg peren en 3 kg appels.
Hoeveel betaalt zij?
A
6,-
B
3,-
C
9,-
D
12,-

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

335 x 10 = 3350
A
Juist
B
Onjuist

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is deze uitkomst juist?
A
Ja
B
Nee

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0 x 1000 =
A
1000
B
0

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nu een voorbeeld van een aftreksom

275 - 99 =
eerst haal ik er 100 af
275 - 100 = 175
maar ik heb er 1 teveel afgehaald, dus moet er nog 1 bij
175 + 1 = 176

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je in deze les geleerd?

Slide 50 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies