je kunt uit een temperatuurverandering afleiden of een reactie endotherm of exotherm is
je kunt een volledig energiediagram (met alle bijschriften) tekenen
je kunt de CO2 emissie van brandstoffen vergelijken
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
ENDOtherm
EXOtherm
Als het proces de ene kant op warmte kost, dan komt er bij het omgekeerde proces warmte vrij.
(Wet van behoud
van energie)
Slide 6 - Tekstslide
Energiediagram
In een energiediagram wordt de chemische energie (E) van de beginstoffen en van de reactieproducten weergegeven:
bij een exotherme reactie hebben de beginstoffen MEER energie dan de reactieproducten
bij een endotherme reactie hebben de beginstoffen MINDER energie dan de reactieproducten
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
H5.2 Leerdoelen
je kunt de reactiewarmte van een reactie berekenen met behulp van de vormingswarmte
je kunt het rendement van een energie-omzetting berekenen
Slide 12 - Tekstslide
H5.1 specifieke CO2-emissie
= hoeveelheid CO2 die vrijkomt per MJ geleverde energie:
hoe meer energie de brandstof geeft en hoe minder CO2 daarbij vrijkomt, hoe duurzamer de brandstof
Slide 13 - Tekstslide
voorbeeld
methaan
propaan
.
.
.
reacievergelijking:
hoeveel mol CO2 komt vrij bij verbranding van 1 mol?
reactiewarmte:
hoeveel energie komt vrij bij verbranding van 1 mol? (T56)
specifieke CO2-emissie:
massa CO2: reken aantal mol om in gram
Vergelijk op basis van de specifieke CO2-emissie (g MJ-1) welke brandstof het meest duurzaam is:
Slide 14 - Tekstslide
noteer & leer
Om te kunnen vergelijken hoeveel energie verschillende stoffen hebben, moeten we afspreken wat het nulniveau is:
De chemische energie van Niet Ontleedbare Stoffen is 0 J per mol
0
Slide 15 - Tekstslide
vormingsenergie
= de energie die vrijkomt bij (of nodig is voor) de vorming van een stof uit de niet-ontleedbare stoffen
Deze waarden kun je vinden in Binas tabel 57
0
noteer & leer >>
Slide 16 - Tekstslide
Binas 57A Vormingswarmten
Slide 17 - Tekstslide
Binas 57B Vormingswarmten
Slide 18 - Tekstslide
dE = Eeind - Ebegin
Slide 19 - Tekstslide
voorbeeld: bereken de reactiewarmte voor de verbranding van 1 mol methaan. Water komt vrij als water (l).
1. reactievergelijking:
2. Ev beginstoffen optellen
Ev reactieproducten optellen
3. dE = Eeind - Ebegin
gebruik haakjes!!
4. controleer: J per 1 mol?
Slide 20 - Tekstslide
Bereken Ebegin en Eeind. Hoe groot is dE?
Slide 21 - Tekstslide
uitwerking
Slide 22 - Tekstslide
Bereken de reactiewarmte voor de verbranding van 1 mol methaan. Het antwoord kunnen we in dit geval checken in Binas tabel 56
Slide 23 - Tekstslide
rendement
= hoeveel energie is nuttig gebruikt?
(deze formule kan ook worden gebruikt om te berekenen hoe nuttig stoffen gebruikt worden in een proces)
Slide 24 - Tekstslide
Leerdoel H5.3
je kunt de gemiddelde snelheid van een reactie berekenen
- op 1 punt
- over een interval
- over de gehele reactie
je kunt een omzettingsschema gebruiken bij je berekeningen aan reacties
Slide 25 - Tekstslide
Eenheid (noteer en leer)
De reactiesnelheid wordt uitgedrukt als
"het aantal mol stof dat per Liter in 1 seconde verdwijnt"
en heeft als eenheid "mol per Liter per seconde":
molL−1s−1
Slide 26 - Tekstslide
De reactiesnelheid kan op verschillende manieren worden gevraagd. Hier zie je manier 3:
let op: HIER is de reactie al gestopt!
Slide 27 - Tekstslide
De reactiesnelheid kan op verschillende manieren worden gevraagd. Hier zie je manier 2:
Slide 28 - Tekstslide
De reactiesnelheid kan op verschillende manieren worden gevraagd. Hier zie je manier 1:
Slide 29 - Tekstslide
eerlijk vergelijken
Een reactie verloopt maar met één snelheid. Maar in de grafiek hiernaast zie je dat de grafiek voor elke stof een andere helling heeft. Dat komt door de molverhouding waarin de stoffen reageren: waterstof verdwijnt 3x zo snel als ammoniak ontstaat.
Slide 30 - Tekstslide
Daarom moet je bij het berekenen van de reactiesnelheid rekening houden met de molverhouding. Je berekent de snelheid per 1 mol stof. Je deelt dus door de coëfficiënt.
VOORBEELD
Slide 31 - Tekstslide
Omzettingstabel gebruiken:
het BOE-schema
beginstof 1
beginstof 2
product
Begin
Omzetting
Eind
Slide 32 - Tekstslide
Voorbeeld: In een vat van 2,0 L wordt 12 mol CO met 12 mol O2 gedaan. Na 10 min is er 6 mol O2 over. Wat is [CO2] na 10 min?
1. Reactievergelijking 2 CO + O2 --> 2 CO2
2. BOE-schema
3. concentratie berekenen
2 CO
O2
2 CO2
Begin
12
12
0
Omzetting
-12
-6
+12
Eind
0
6
12
[ ]eind
0 M
3,0 M
6,0 M
Slide 33 - Tekstslide
H5.4 leerdoelen
je kent de 5 factoren die invloed hebben op de reactiesnelheid
je kunt de invloed van temperatuur, concentratie en verdelingsgraad op de reactiesnelheid uitleggen op microniveau (botsende deeltjes model)
je kunt de invloed van een katalysator op de reactiesnelheid uitleggen met behulp van een energiediagram
Slide 34 - Tekstslide
Voor een effectieve botsing:
Moeten de deeltjes in de gelegenheid zijn om tegen elkaar te botsen;
Moet de totale energie van de stoffen voldoende hoog zijn;
Moet de ruimtelijke orientatie van de deeltjes juist zijn.
Slide 35 - Tekstslide
definitie (noteer en leer!)
MACROMICRO
reactiesnelheid = het aantal effectieve botsingen per seconde
Slide 36 - Tekstslide
microniveau (noteer en leer)
MACROhoe groter de verdelingsgraad van de stof
MICRO hoe groter het contactoppervlak van de deeltjes
hoe meer effectieve botsingen per seconde
MACRO dus hoe groter de reactiesnelheid
Slide 37 - Tekstslide
microniveau (noteer en leer)
MACROhoe groter de concentratie van de stof
MICRO hoe groter het aantal deeltjes (per volume)
hoe meer effectieve botsingen per seconde
MACRO dus hoe groter de reactiesnelheid
Slide 38 - Tekstslide
microniveau (noteer en leer)
MACROhoe hoger de temperatuur van de stof
MICRO hoe sneller dedeeltjes bewegen. Dit heeft 2 effecten:
1. meer botsingen
2. hardere botsingen
dus: veel meer effectieve botsingen per seconde
MACRO dus hoe groter de reactiesnelheid
Slide 39 - Tekstslide
Een katalysator verlaagt de activeringsenergie
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
soorten katalysatoren
homogene katalysator heterogene katalysator
katalysator heeft dezelfde katalysator heeft andere fase
fase als de reagerende stoffen dan de reagerende stoffen
Slide 42 - Tekstslide
oefenvraag over sgem
Maak opgave 6*abc op blz 87 en 88
Extra:
Bij de start van de reactie was [N2O5] = 10 mol/L.
Bereken met behulp van een BOE-schema [N2O5] en [O2] na 600s.