Grootheden en eenheden les 2.1

Domein 1
Grootheden en eenheden
 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Domein 1
Grootheden en eenheden
 

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van de les:
Opfrissen rijtje metriek stelsel
* Afstand, gewicht en inhoud omrekenen

Aan het einde van de les kun je:
* lengte en gewicht omrekenen naar andere eenheden
* oppervlakte en inhoud/volume omrekenen  (in maten en liters) 


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Waar denk je aan bij
maten en hoeveelheden?

Slide 4 - Woordweb

Trap van lengtematen

stappen van 10

Slide 5 - Tekstslide

De rolmaat geeft 4,3 decimeter (dm) aan. Hoeveel cm is dat?

Slide 6 - Open vraag

Een vliegtuig vliegt op 8500 meter hoogte. Op hoeveel kilometer hoogte vliegt het vliegtuig?
A
850 km
B
85 km
C
8,5 km
D
0,85 km

Slide 7 - Quizvraag

Trap van gewicht
Stappen van 10

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de overeenkomst tussen trappetje lengte en gewicht?

Slide 9 - Open vraag


A
8000 gram
B
800 gram
C
80 gram
D
8 gram

Slide 10 - Quizvraag

Lengte/gewicht/inhoud (liter)
Het trappetje
kun je in alle gevallen
toepassen....

Slide 11 - Tekstslide

Inhoud  (3x lengte maat of inhoudsmaat)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

De eenheid van inhoud is.....
A
m
B
m2
C
kubieke
D
mm

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel milliliter zit er in dit pak?
A
240 ml
B
2.400 ml
C
24.000ml
D
240.000 ml

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de inhoud
in cm3?
A
19
B
58
C
54
D
216

Slide 16 - Quizvraag

Zwembad vullen
Lynn vult een opblaasbaar zwembad met 0,1 m3 water.

Ze gebruikt hiervoor emmers gevuld met 15 l water

Hoeveel emmers met water heeft ze nodig om het opblaasbare zwembad te vullen?


Slide 17 - Tekstslide

5. Hoeveel emmers met water heeft ze nodig om het opblaasbare zwembad te vullen? Vul alleen het getal in.

Slide 18 - Open vraag

Uitleg opdracht 5
Lynn doet 0,1 m3 water in het zwembad.

 
De inhoud van een emmer is gegeven in liter, dus je rekent om naar liter: 0,1 m3 = 100 dm3 = 100 l

In 1 emmer zit 15 l water. Je rekent uit hoeveel emmers je nodig hebt: 100 l : 15 l ≈ 6,667

6 emmers zijn niet genoeg, dus Lynn heeft 7 emmers nodig.

Lynn heeft 7 emmers nodig om het opblaasbare zwembad te vullen.



Slide 19 - Tekstslide

Let op:
1 cm3 (kubieke centimeter) =
 1 ml (1/1000-ste liter) = 
1 cc (cubic centimeter)

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Ga aan de slag met FFRekenen
https://ffleren.web.app/
Kies MBO niveau 4
  Grootheden en eenheden
Maak Meten en eenheden en Lengte 




Slide 21 - Tekstslide