12.2 Het zit in de familie

Paragraaf 12.2 Het zit in de familie
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 12.2 Het zit in de familie
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Welkom
Nieuwe stof uitleg : 
 '12.2 Het zit in de familie'
Aan de slag/huiswerk
- Maak deze LessonUp
- Maak de werkboekopdrachten
Klassikale afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen hoe aandoeningen overerven.
2. Je kunt eigenschappen in een stamboom weergeven.
3. Je kunt uitleggen wat het belang is van stamboomonderzoek.

Slide 3 - Tekstslide

Monogeen
Een erfelijke eigenschap, bijv. een aandoening, die door 1 gen bepaald wordt. 

Slide 4 - Tekstslide

Monogene recessieve overerving
PKU (hersenbeschadiging) is recessief allel (aa)
Heterozygote personen zijn slechts drager. (Aa) Deze mensen zijn dus gezond. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video


Taaislijmziekte wordt veroorzaakt door slechts één gen. Een moeder met taaislijmziekte krijgt een kind met een man die slechts drager is. Wat is de kans dat het kind ook taaislijmziekte heeft? (T1)
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 7 - Quizvraag

Monogene dominante overerving
Darmkanker & alzheimer wordt veroorzaakt door dominante allelen. 

Ook borstkanker wordt zo overgeërfd (vrouwen met dit gen hebben 60-80% meer kans op borstkanker)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

In stilte voor jezelf. Welke getallen zie je?

Slide 10 - Tekstslide

In stilte voor jezelf. Welke getallen zie je?







We zien de getallen 10, 74, 8 & 5. Mensen die dit niet kunnen lezen hebben last van rood-groen kleurenblindheid. Bij 1 op de 12 mannen komt dit voor. Bij 1 op de 250 vrouwen komt dit voor.
Wat is hier aan de hand?

Slide 11 - Tekstslide

Geslachtsgebonden recessieve overerving
Man = XY
Vrouw = XX
Het gen voor het wel/niet hebben van die aandoening ligt op het X-chromosoom en is recessief. Man heeft maar 1 X-chromosoom. Zit hierop het allel voor kleurenblindheid dan is hij kleurenblind. Vrouw heeft 2 X-chromosomen. Heeft zij het op 1 X chromosoom liggen dan is zij drager maar heeft geen kleurenblindheid.




Slide 12 - Tekstslide




Albinisme is een recessieve erfelijke aandoening waarbij iemand te weinig pigment
aanmaakt. Hierdoor heeft iemand met albinisme wit haar, een bleke huid en lichte
ogen. Een homozygote gezonde vrouw, krijgt samen met haar man die albinisme heeft een kind. Hoe groot is de kans dat dit kind albinisme heeft?

Gebruik het kruisingsschema op het antwoordblad om je antwoord te bepalen. [2p]


Slide 13 - Open vraag


Albinisme wordt veroorzaakt door een recessief gen, het dominante gen geeft geen albinisme. Wanneer kunnen kinderen albinisme krijgen?

A
Als de ene ouder homozygoot domininant is en de andere homozygoot recessief.
B
Als de ene ouders homozygoot dominant is en de andere heterozygoot.
C
Als beide ouders heterozygoot zijn.

Slide 14 - Quizvraag


Marlies is drager van een geslachtsgebonden overervende aandoening (X-chromosomaal). Hoe noteer je haar genotype?
A
Rr
B
Xᴿ-
C
Xᴿ X ֝
D
Xᴿ Xᴿ

Slide 15 - Quizvraag


De ziekte van Duchenne is een aangeboren spierziekte die wordt veroorzaakt door een recessief gen op het X-chromosoom.
Wie hebben meer kans op de ziekte van Duchenne, mannen of vrouwen? Leg je antwoord uit.

A
Mannen, omdat deze maar éen X-chromosoom hebben. Als ze dus een chromosoom met het gen de ziekte van Duchenne krijgen, krijgen ze deze ziekte ook.
B
Vrouwen, omdat het kan het zijn dat het andere x-chromosoom het dominante gen heeft waardoor je niet ziek wordt.

Slide 16 - Quizvraag

Geslachtsgebonden dominante overerving
Er bestaan ook aandoeningen die geslachtsgebonden dominant overerven. Deze aandoeningen komen maar weinig voor. Voorbeeld is het syndroom van Alport.

Slide 17 - Tekstslide


Thalassemie is een zeer ernstige bloedziekte die het gevolg is van afwijkende rode bloedcellen. Rob is drager van het ziekmakende gen. Komt het gen voor thalassemie in alle gewone lichaamscellen van Rob voor? En in alle zaadcellen?
A
in alle gewone lichaamscellen en in alle zaadcellen
B
in alle gewone lichaamscellen en in de helft van de zaadcellen
C
in de helft van de gewone lichaamscellen en in alle zaadcellen
D
in de helft van de gewone lichaamscellen en in de helft van de zaadcellen

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Recessief of dominant?
Recessief of dominant?
Zoek een kind dat een ander fenotype heeft dan beide ouders. (Sem, Karin, Hans). Het kind moet homozygoot recessief zijn en de ouders heterozygoot (evt. drager). Dat houdt in dat het witte allel de dominante is en het rode allel de recessieve

Slide 20 - Tekstslide


Het hebben van een kuiltje in je kin is erfelijk. Een groen vierkantje betekent dat diegene een kuiltje in zijn kin heeft. 
Wat is het genotype van Edwin?
A
Aa
B
AA
C
aa
D
Snap het niet

Slide 21 - Quizvraag

Het hebben van een kuiltje in je kin is erfelijk. Een groen vierkantje betekend dat diegene een kuiltje in zijn kin heeft. 
Wat is het genotype van Edwin?
Uitleg vraag
Edwin heeft een kuiltje in zijn kin.
Hij heeft 2 ouders die dit niet hebben.
Een kuiltje is dus ressecief (aa)
1 gen komt van moeder (a) en heeft zelf dus Aa 
1 gen komt van vader (a) en heeft dus ook Aa
Edwin moet dus wel aa hebben, anders had hij geen kuiltje gehad.
Kruisingsschema

Slide 22 - Tekstslide


Wat is een drager?
A
Bij een drager komt het dominante gezonde allel tot uiting , het recessieve ziekmakende allel is 'verborgen aanwezig'.
B
Bij een drager komt het recessieve ziekmakende allel tot uiting, het dominante ziekmakende allel is 'verborgen aanwezig'.

Slide 23 - Quizvraag


Het hebben van een vast oorlelletje of los oorlelletje is erfelijk bepaald
Een vrouw is heterozygoot voor deze eigenschap. Ze heeft een los oorlelletje. Haar man heeft een vast oorlelletje. Hoe groot is de kans dat ze een kind krijgen met een vast oorlelletje?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 24 - Quizvraag

Aan de slag
1. Maak deze LessonUp van 12.2 in de klas LessonUp.
2. Maak de werkboekvragen 1 t/m 17

Slide 25 - Tekstslide