Les 3 Kapitel 6 - 4m

In Aktion
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

In Aktion

Slide 1 - Tekstslide

der Krankenwagen =
A
de diefstal
B
de interesse
C
het ziekenhuis
D
de ambulance

Slide 2 - Quizvraag

die ehrenamtliche Arbeit=
A
de belangstelling
B
de brandweer
C
het vrijwilligerswerk
D
het project

Slide 3 - Quizvraag

passieren =
A
aan de hand zijn
B
gebeuren
C
melden
D
de vereniging

Slide 4 - Quizvraag

die Nachrichten =
A
de nood
B
het nieuws
C
bellen
D
de politie

Slide 5 - Quizvraag

der Ausflug =
A
de excursie
B
de gewonde
C
de diefstal
D
de sport

Slide 6 - Quizvraag

spenden =
A
doneren
B
de hulp
C
de excursie
D
de mening

Slide 7 - Quizvraag

der Verletzte =
A
de hulp
B
de dode
C
de gewonde
D
de hulp

Slide 8 - Quizvraag

de vierde naamval =
A
het onderwerp
B
het lijdend voorwerp
C
het meewerkend voorwerp
D
het lidwoord

Slide 9 - Quizvraag

de derde naamval =
A
het onderwerp
B
het lijdend voorwerp
C
het meewerkend voorwerp
D
het lidwoord

Slide 10 - Quizvraag

für den Freund =
A
voor de vriendin
B
voor de vrienden
C
voor mijn vriend
D
voor de vriend

Slide 11 - Quizvraag

Waarom staat er : für DEN Freund en niet für DER Freund?
A
DER verandert in DEN, omdat na FÜR de 4e naamval komt.
B
DER verandert in DEN, omdat na FÜR de 3e naamval komt.

Slide 12 - Quizvraag

Waarom schrijf je : mit DER Frau en niet : mit DIE Frau
A
na het voorzetsel MIT krijg je derde naamval
B
Na het voorzetsel MIT, krijg je de vierde naamval
C
Het lidwoord bij Frau is altijd : der

Slide 13 - Quizvraag

Met de kinderen =
A
mit den Kinder
B
mit den Kindern
C
mit die Kinder
D
mit meinen Kinder

Slide 14 - Quizvraag

Ohne =
A
met
B
of
C
zonder
D
bij

Slide 15 - Quizvraag

aus den Niederlanden =
A
uit Nederland
B
in Nederland
C
bij Nederland
D
met Nederland

Slide 16 - Quizvraag

Ich habe nichts gegen den Mann =
A
Ik heb niks tegen de vrouw.
B
Ik heb niks tegen de jongen.
C
Ik heb niks tegen de man.
D
Ik heb niks tegen jou.

Slide 17 - Quizvraag