2.3 Gedrag beschrijven

In het netvlies van een oog van een inktvis liggen de zintuigcellaag en de zenuwcellaag, vergeleken met de ligging in het netvlies van een menselijk ook, in omgekeerde volgorde. Wat zal als gevolg hiervan bij een inktvisoog ontbreken?
A
de blinde vlek
B
de gele vlek
C
het vaatvlies
D
de pigmentlaag
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

In het netvlies van een oog van een inktvis liggen de zintuigcellaag en de zenuwcellaag, vergeleken met de ligging in het netvlies van een menselijk ook, in omgekeerde volgorde. Wat zal als gevolg hiervan bij een inktvisoog ontbreken?
A
de blinde vlek
B
de gele vlek
C
het vaatvlies
D
de pigmentlaag

Slide 1 - Quizvraag

Iemand is schorsblind als
A
het netvlies van het oog zo ernstig beschadigd is dat het geen lichtprikkels meer kan opvangen
B
de oogzenuwen door een ongeval niet meer functioneren, hoewel er aan de ogen zelf niets mankeert
C
het hoornvlies troebel is geworden
D
het primaire gezichtscentrum van de hersenen is uitgeschakeld

Slide 2 - Quizvraag

Enkele beweringen over kegeltjes en staafjes in de ogen van de mens zijn:

1) zowel kegeltjes als staafjes bevatten lichtgevoelig pigment,
2) de prikkeldrempel van een staafje is afhankelijk van het aantal schakelcellen waarmee het is verbonden,
3) in de schemering wordt de prikkeldrempel van kegeltjes eerder overschreden dan die van staafjes.

Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
1
B
2
C
3

Slide 3 - Quizvraag

Een persoon kijkt 's nachts naar de sterren. Op een gegeven ogenblik ziet hij een lichtzwakke ster. Als hij probeert hiervan een duidelijk beeld te krijgen, ziet hij opeens de ster niet meer.
De ster wordt voor hem onzichtbaar doordat in beide ogen het beeld van de ster:
A
op de gele vlek valt waar alleen kegeltjes voorkomen
B
op de gele vlek valt waar alleen staafjes voorkomen
C
naast de gele vlek valt op een plaats waar alleen kegeltjes voorkomen
D
naast de gele vlek valt waar alleen staafjes voorkomen

Slide 4 - Quizvraag

Opdracht: Het zien van onjuiste beelden met je hersenen komt door verschillende oorzaken. Verklaar met processen in zintuigcellen netvlies, zenuwcellen netvlies, hersenen:

  • mensen zien onjuiste kleuren,
  • je ziet een donkere vlek nadat je in de zon hebt gekeken
  • gezichtsbedrog,
  • je ziet onscherpe beelden van de zijkanten van je netvlies.
















Slide 5 - Tekstslide

antwoorden
  • Onjuiste kleuren zien komt door het aanwezig zijn van minder typen werkzame kegeltjes, dus door processen in de zintuigcellen in het netvlies.
  • Door in de zon te kijken zijn de fotoreceptoren op de plek waar het beeld van de zon terechtkwam, te sterk geprikkeld. Door adaptatie hebben ze tijdelijk een hogere prikkeldrempel gekregen. Dit is een proces in de zintuigcellen.
  • Gezichtsbedrog komt vaak doordat hersenen de binnenkomende informatie fout interpreteren.
  • Onscherpe beelden zien van de zijkanten van het netvlies komt doordat de dichtheid van de staafjes kleiner is dan van de kegeltjes en doordat de staafjes in grote groepen geschakeld zijn. Het onscherpe zien is dus een gevolg van aantallen staafjes en de schakeling met de zenuwcellen in het netvlies.



Slide 6 - Tekstslide

Thema 2 Waarneming en gedrag
2.3 Gedrag beschrijven

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld.
  • Je kunt omschrijven wat ethologie inhoudt, hoe je gedrag kunt bestuderen en de invloed van gedragsonderzoek op de maatschappij toelichten.

Slide 8 - Tekstslide

Ethologie
De tak van de biologie waarbij de studie van het gedrag van dieren centraal staat.

Gedrag = alle waarneembare activiteiten van een dier of mens.

Slide 9 - Tekstslide

Waarom?
  1. Welke functie heeft gedrag in de natuur?
  2. Wat is de directe aanleiding voor gedrag?
  3. Hoe ontstaat gedrag tijdens de ontwikkeling van een dier?
  4. Hoe verandert gedrag in de loop van de evolutie?


Slide 10 - Tekstslide

Daarom!
  1. Succesvol gedrag leidt tot overleving, groei en voortplanting
  2. Gedrag ontstaat als reactie op inwendige en uitwendige prikkels
  3. Succesvol gedrag wordt geleerd door: inprenting, gewenning, imitatie, oefening, operant- en klassiek conditioneren en inzicht.
  4. Volgt in V6

Slide 11 - Tekstslide

Adequaat gedrag
De overlevingskansen en fitness van een dier worden vergroot wanneer het gedrag goed is aangepast aan de omstandigheden..

Slide 12 - Tekstslide

Gedragselementen
Gedrag is opgebouwd uit opeenvolgende handelingen

Prikkel -> zintuigcellen (receptoren) -> impulsen via neuronen (conductoren) -> centrale zenuwstelsel -> verwerking = respons (reactie van effector; spier of klier)

Gedragssysteem: handelingen met een gemeenschappelijk doel
Gedragsketen: het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Voortplantingsgedrag

Afhankelijk van:
  • Interne prikkels
  • Externe prikkels
  • Fase in de voortplantingscyclus

Slide 15 - Tekstslide

Welke processen spelen zich in een dier af?
  • zintuigstelsel
  • zenuwstelsel
  • hormoonstelsel 

MRI = verband tussen gedrag en hersenactiviteit

Slide 16 - Tekstslide

Bestuderen (van gedrag)
Objectief: feitelijke waarnemingen 

Subjectief: bevat een interpretatie

Antropomorfisme: toekennen van meningen / menselijke gevoelens / bewustzijn / motivatie / interpretaties aan organismen zonder bewijs


Slide 17 - Tekstslide

Bestuderen (van gedrag)
Echt objectief: rond voorwerp, ingedeukt aan de bovenzijde. Rood van kleur met groene stippen van 2 mm doorsnede, etc.

Objectief: afbeelding van een appel

Subjectief: appel

Antropomorfisme: Deze appel toont met zijn kleur aan dat hij opgegeten wil worden, zodat zijn zaden verspreid worden.




Slide 18 - Tekstslide

Ethogram: objectieve beschrijving van de verschillende handelingen die bij een diersoort voor kunnen komen

Slide 19 - Tekstslide

Protocol 

Een protocol is een lijst van de achtereenvolgens waargenomen handelingen van het dier.

Wat wil je onderzoeken?
  • Hoe vaak
  • Hoe lang
  • In welke volgorde (gedragsketen)

Slide 20 - Tekstslide

ops
fts
rem
afst
bct
ops
x
3
0
0
0
fts
0
x
5
0
0
rem
0
1
x
2
1
afst
2
0
0
x
0
bct
0
1
0
0
x

Slide 21 - Tekstslide

Analyse
Als de tabel klaar is kijk je welke handeling opvallend vaak na een andere komt.

Na fietsen komt bijvoorbeeld 5x remmen, en alle andere handelingen komen na fietsen niet voor.

fietsen - remmen is dus een vaste volgorde, een gedragsketen

conclusie: fietsen-remmen is een gedragsketen  
of als je wat verder doorkijkt: opstappen - fietsen - remmen - afstappen




Slide 22 - Tekstslide

Resultaat
Overzicht van de manier waarop een dier de tijd besteed.

Staafdiagram kan ook

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen behaald??
  • Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld.
  • Je kunt omschrijven wat ethologie inhoudt, hoe je gedrag kunt bestuderen en de invloed van gedragsonderzoek op de maatschappij toelichten.

Slide 24 - Tekstslide

Het huiswerk
Bestudeer blz. 99 t/m 104
Maken + nakijken opdr. 33 t/m 40

Slide 25 - Tekstslide