Les 6 - Herhaling heel H3

Herhaling H3
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H3

Slide 1 - Tekstslide

Instructie
Lees de vragen goed en geef antwoord.

Rond bij de berekeningen je antwoord af op 2 decimalen en noteer ook de juiste eenheid achter de getallen.
Gebruik het periodiek systeem uit je boek.

Succes!

Slide 2 - Tekstslide

De kern van een atoom bestaat uit......
A
protonen
B
neutronen
C
protonen en elektronen
D
protonen en neutronen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de lading van een neutron in een atoom?
A
Positief geladen
B
Negatief geladen
C
Neutraal geladen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het atoomnummer van arseen?
A
18
B
39,948
C
33
D
74,922

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de atoommassa van boor?
A
9,0122 u
B
10,81 u
C
97,904 u
D
137,33 u

Slide 6 - Quizvraag


Titaan met een massagetal van 48 heeft:
A
22 neutronen 48 protonen 48 elektronen
B
26 neutronen 22 protonen 22 elektronen
C
22 neutronen 22 protonen 26 elektronen
D
22 neutronen 26 protonen 26 elektronen

Slide 7 - Quizvraag


Goud met een massagetal van 197 heeft:
A
79 protonen 79 elektronen 197 neutronen
B
79 protonen 118 elektronen 197 neutronen
C
79 protonen 79 elektronen 118 neutronen
D
197 protonen 197 elektronen 79 neutronen

Slide 8 - Quizvraag


Krypton met een massagetal van 84 heeft:
A
36 neutronen 84 protonen 84 elektronen
B
48 neutronen 36 protonen 48 elektronen
C
84 neutronen 36 protonen 36 elektronen
D
48 neutronen 36 protonen 36 elektronen

Slide 9 - Quizvraag

Element X heeft atoomnummer 11 en atoommassa 24.
Hoeveel protonen zijn er?
A
11
B
13
C
24
D
35

Slide 10 - Quizvraag

Element Y heeft atoomnummer 23 en atoommassa 56.
Hoeveel neutronen zijn er?
A
23
B
33
C
56
D
79

Slide 11 - Quizvraag

Stel, een elektron van een atoom gaat weg.
Wat gebeurt er?
A
Het atoom valt uit elkaar
B
Het wordt een isotoop
C
Het atoom wordt positief
D
Het atoom wordt negatief

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een isotoop?
A
zelfde element, andere massa
B
ander element, zelfde massa
C
zelfde element, ander atoomnummer
D
ander element, zelfde atoomnummer

Slide 13 - Quizvraag

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 14 - Quizvraag

Van jodium is een isotoop bekend dat 127 deeltjes in de kern heeft.
Dit isotoop bevat 53 protonen en 74 neutronen.

Hoeveel elektronen bevat dit isotoop van jodium?
A
21
B
53
C
74
D
127

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de atoommassa van
4He?
A
2
B
3
C
4
D
6

Slide 16 - Quizvraag

Welke kern(en) is/zijn isotopen van het eerste element?

A
Geen
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quizvraag

Men wilt in de toekomst energie opwekken d.m.v. kernfusie. Voor kernfusie worden sterk verhitte atoomkernen bij elkaar gebracht. Dit kan bijvoorbeeld met deuterium (waterstofatoom met massagetal 2) en tritiumatomen (waterstofatoom met massagetal 3).

Wat is het totale massagetal van het atoom dat ontstaat na kernfusie van bovenstaande atomen?
A
2
B
3
C
5
D
6

Slide 18 - Quizvraag

Men wilt in de toekomst energie opwekken d.m.v. kernfusie. Voor kernfusie worden sterk verhitte atoomkernen bij elkaar gebracht. Dit kan bijvoorbeeld met deuterium (waterstofatoom met massagetal 2) en tritiumatomen (waterstofatoom met massagetal 3).

Welk element ontstaat na kernfusie van bovenstaande atomen?
A
Waterstof
B
Helium
C
Boor
D
Koolstof

Slide 19 - Quizvraag

In welke groep staat het element mangaan?
A
3
B
4
C
7
D
8

Slide 20 - Quizvraag

In welke periode staat het element mangaan?
A
3
B
4
C
7
D
8

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de naam van de groep stoffen waartoe calcium behoort?
A
Alkalimetalen
B
Onedele metalen
C
Aardalkalimetalen
D
Overgangsmetalen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de naam van de groep stoffen waartoe Argon behoort?
A
Alkalimetalen
B
Edelgassen
C
Aardalkalimetalen
D
Halogenen

Slide 23 - Quizvraag

Hoe heet een mengsel tussen twee metalen
A
moleculaire stof
B
zout
C
atomaire stof
D
legering

Slide 24 - Quizvraag

Wat is géén algemene eigenschap
van een metaal?
A
Geleidt stroom en warmte
B
Roesten / Oxideren
C
Glanst
D
Vervormbaar

Slide 25 - Quizvraag

Reageren niet met omgevingsstoffen
Reageren moeizaam met omgevingsstoffen
Reageert heftig met omgevingsstoffen
Reageren goed met omgevingsstoffen
Zeer onedele metalen
Edele metalen
Halfedele metalen
Onedele metalen

Slide 26 - Sleepvraag

Edele metalen
Onedele metalen
Goud
Pt
Ag
Natrium
Kalium
Fe
Mg

Slide 27 - Sleepvraag

Wat is het microniveau?
A
Het niveau waarop wij kunnen waarnemen
B
Het niveau dat we niet kunnen waarnemen
C
Het niveau van moleculen en atomen

Slide 28 - Quizvraag

Macro- of microniveau?

De kleur van een tafel.
A
Macroniveau
B
Microniveau

Slide 29 - Quizvraag

Macro- of microniveau?

De vorm van een molecuul.
A
Macroniveau
B
Microniveau

Slide 30 - Quizvraag

Geef de meest correcte beschrijving op microniveau van dit molecuulmodel van een vloeistof.
A
De moleculen hebben geen vaste plaats, maar bewegen vrij langs elkaar heen. Tussen de vloeistofmoleculen is wat meer ruimte dan tussen de moleculen van een vaste stof.
B
De moleculen hebben geen vaste plaats, bewegen vrij langs elkaar heen maar trillen nog niet. Tussen de moleculen is wat meer ruimte dan tussen de moleculen van een vaste stof.
C
De moleculen hebben een vaste plaats, maar bewegen vrij langs elkaar heen. Tussen de vloeistofmoleculen is wat meer ruimte dan tussen de moleculen van een vaste stof.
D
De moleculen hebben een vaste plaats, bewegen vrij langs elkaar heen maar trillen nog niet. Tussen de moleculen is wat meer ruimte dan tussen de moleculen van een vaste stof.

Slide 31 - Quizvraag

Geef de meest correcte beschrijving op microniveau van dit molecuulmodel van een vaste stof.
A
de moleculen bevinden zich op een vaste plek volgens een regelmatige ordening en met kleine onderlinge afstand, maar kunnen zich niet bewegen en staan volledig stil
B
de moleculen bevinden zich op een vaste plek volgens een regelmatige ordening en met kleine onderlinge afstand, kunnen zich niet verplaatsen maar trillen wel op hun plek
C
de stoffen bevinden zich op een vaste plek volgens een regelmatige ordening en met kleine onderlinge afstand, maar kunnen zich niet bewegen en staan volledig stil
D
de stoffen bevinden zich op een vaste plek volgens een regelmatige ordening en met kleine onderlinge afstand, kunnen zich niet verplaatsen maar trillen wel op hun plek

Slide 32 - Quizvraag

Wat gebeurt er op microniveau bij smelten van een stof?
A
De stof wordt vloeibaar
B
De moleculen worden vloeibaar
C
De moleculen verlaten hun vaste plek
D
De stof verliest zijn vaste plek

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de molecuulformule van de stof hiernaast?
A
C₈H₁₀O₂
B
C₆H₁₀O₂
C
C₆H₁₂O
D
C₈H₁₀N₂

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de molecuulformule
van de stof hiernaast?
A
C8H8
B
C6H8
C
C6H6
D
C8H6

Slide 35 - Quizvraag

Bereken de molecuulmassa van water:

Slide 36 - Open vraag

Bereken is de molecuulmassa van:
KNO3

Slide 37 - Open vraag

Bereken de molecuulmassa van ethaan:
C2H6

Slide 38 - Open vraag

Bereken het massapercentage zuurstof in azijnzuur:
CH3COOH

Slide 39 - Open vraag

De belangrijkste stikstofverbinding in urine is ureum:
De molecuulmassa van ureum is 60,056 u.
Bereken het massapercentage stikstof in ureum.

Slide 40 - Open vraag

Wat is het massapercentage zuurstof in glucose?

Slide 41 - Open vraag

Klaar!
Lever deze les in.

Ga verder met de opdrachten die op het bord staan.

Slide 42 - Tekstslide