Herhaling HF3 + HF 4

Deze les: 
  • Inleveren briefopdracht
  • Historische vaardigheid oorzaak - gevolg
  • Herhalen/ leren voor de toets
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deze les: 
  • Inleveren briefopdracht
  • Historische vaardigheid oorzaak - gevolg
  • Herhalen/ leren voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen: 
  • Je kunt oorzaken en gevolgen van elkaar onderscheiden.

  • Je kunt onderscheid maken tussen aanleiding en directe en indirecte oorzaken.

  • Je kunt onderscheid maken tussen bedoelde en onbedoelde gevolgen.

Slide 2 - Tekstslide

Historische vaardigheid oorzaak -gevolg
  • Historische gebeurtenissen en ontwikkelingen nooit zomaar; Ze hebben altijd oorzaken en gevolgen: 

  • Een oorzaak is een reden waarom iets gebeurt. 

  • Een gevolg is het latere effect van een gebeurtenis of ontwikkeling.


Oorzaak - gevolg
Historische gebeurtenissen en ontwikkelingen komen nooit zomaar uit de lucht vallen. Ook zijn ze nooit zomaar weer weg. Ze hebben altijd oorzaken en gevolgen. Een oorzaak is een reden waarom iets gebeurt. Een gevolg is het latere effect van een gebeurtenis of ontwikkeling.

Slide 3 - Tekstslide

Belangrijke en minder belangrijke oorzaken en gevolgen:
  • Een gebeurtenis of ontwikkeling heeft bijna nooit maar één oorzaak. 

  • Meestal is sprake van verschillende oorzaken. Sommige oorzaken zijn wel van meer belang dan andere.

  • Belangrijke en minder belangrijke oorzaken en gevolgen

Slide 4 - Tekstslide

Indirecte en directe oorzaken & aanleiding
  • indirecte oorzaken = oorzaken langer op de achtergrond een rol spelen

  • directe oorzaken = een directe oorzaak = meteen effect (merk je meteen)

  • De meest directe oorzaak heet de aanleiding. (laatste zetje) 
Direct, indirect en aanleiding
Ook maken we onderscheid tussen wat we noemen indirecte oorzaken – die al langer op de achtergrond een rol spelen – en directe oorzaken. Een directe oorzaak heeft meteen effect. De meest directe oorzaak heet de aanleiding. Dat is de 'druppel' die volgens het spreekwoord 'de emmer doet overlopen'.

Slide 5 - Tekstslide

bedoelde en onbedoelde gevolgen
  • bedoelde gevolgen = waarvan men hoopte dat ze zouden gebeuren

  • onbedoelde gevolgen = Dat zijn gevolgen die maar per ongeluk zijn gebeurd

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling Hoofdstuk 3:
De Eerste Wereldoorlog
Maris College Statenkwartier - Klas 2 - vmbo kgt/bk kgt/bkMaris College Statenkwartier - Klas 2 - vmbo kgt/bk

Slide 7 - Tekstslide


Geschiedenis | Vandaag
  • Toetsstof PW-week
  • Herhaling hoofdstuk 3
  • Oefenvragen
  • Herhaling hoofdstuk 4
  • Oefenvragen
  • Afspraken voor de volgende les

Slide 8 - Tekstslide


Geschiedenis | 
Oorzaken voor het uitbreken van WO1
  • Nationalisme = liefde voor het eigen land
  • Militarisme = verheerlijking van het leger 
  • Wapenwedloop = strijd om de sterkste bewapening 
Later meer...

Slide 9 - Tekstslide


Geschiedenis | 
Bondgenoten in 1914






Start van de Eerste Wereldoorlog
Geallieerden
Centralen
Groot-Britannie
Duitsland
Rusland
Oostenrijk -
Hongarije
Frankrijk
Italie 

Slide 10 - Tekstslide

Geallieerden
Centralen
Bondgenoten in 1914
Sleep het juiste land naar het juiste bondgenootschap
Duitsland
Rusland
Italie
Frankrijk
Groot-Britannie
Oostenrijk-Hongarije

Slide 11 - Sleepvraag

Oorzaken voor de Eerste Wereldoorlog
Sleep de juiste beschrijving naar het juiste begrip
Nationalisme
Militarisme
Wapenwedloop
verheerlijking van het leger 
strijd om de sterkste bewapening 
liefde voor het eigen land

Slide 12 - Sleepvraag

Hoe heten de twee bondgenootschappen?

Slide 13 - Open vraag

Wat was geen oorzaak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog
A
Nationalisme
B
Militarisme
C
Wapenwedloop
D
Moord op Frans Ferdinand

Slide 14 - Quizvraag


Geschiedenis | 
  • De Duitsers liepen zowel vast in het westen als in het oosten
  • Tweefrontenoorlog
  • Oorlog waarbij op twee gebieden tegelijk gevochten wordt 

Slide 15 - Tekstslide

Westfront
Oostfront

Slide 16 - Tekstslide


Geschiedenis | 
Nederland neutraal
Nederland was tijden de Eerste wereldoorlog neutraal = 
  • Onpartijdig, geen kant kiezen
  • Duitsland liet Nederland met rust omdat zij de Rotterdamse haven voor het doorvoeren van goederen gebruikten.
  • Voor een handelsland als Nederland is dat lastig: je handelt immers met beide partijen.

Slide 17 - Tekstslide

Nederland was in de Eerste Wereldoorlog neutraal; Leg in je eigen woorden uit wat dit betekende

Slide 18 - Open vraag


Geschiedenis | Uitleg 3.2
Einde Eerste Wereldoorlog
Duitsland kreeg de schuld van de oorlog, er werd afgesproken dat zij:
  • Geen groot leger meer mochten hebben
  • Stukken land moesten inleveren
  • Schadevergoedingen moesten betalen
  • Verdrag van Versailles

Slide 19 - Tekstslide


Geschiedenis | Uitleg 3.2
In het Verdrag van Versailles werd ook afgesproken dat meer landen onafhankelijk werden:
  • Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk vielen uit elkaar

Slide 20 - Tekstslide

JUIST of ONJUIST: Duitsland kreeg de schuld van de Eerste Wereldoorlog
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Welke straf(fen) kreeg Duitsland tijdens het Verdrag van Versailles? Noem er minimaal 1

Slide 22 - Open vraag


Geschiedenis | Uitleg 3.3
De crisistijd 
  • Rond 1929 ging het mis met de Amerikaanse economie
  • Economische crisis = mensen hebben minder werk en ook minder geld
  • Ook in Nederland en Duitsland ontstond veel werkloosheid

Slide 23 - Tekstslide


Geschiedenis | Uitleg 3.4
Antidemocratische partijen
  • Door de crisis stemden veel Duitsers op de partij van Adolf Hitler, de NSDAP
  • Dit was een nationaalsocialistische 
    - Tegen democratie
    - Dictatuur
    - Nationalisme (liefde voor het eigen land)
    - Racistisch
  • De nazi's 
  • In 1932 werd Hitler benoemd tot regeringsleider van Duitsland

Slide 24 - Tekstslide


Geschiedenis | Uitleg 3.4
Antidemocratische partijen
  • Hitler maakte een einde aan de democratie
  • Dictator = 1 iemand heeft de macht
  • Hij liet zichzelf Führer noemen 
    Dit is Duits voor leider

Ook in Nederland had je partijen die tegen een democratie waren en achter de ideeën van Hitler stonden= De Nationaalsocialistische beweging (NSB)

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Controleer 3.2 t/m 3.5. Heb ik de vragen gemaakt en ingeleverd? Doe dit als dit nog niet het geval is.
  • Maak hierna de test jezelf.
  • Klaar? leren voor de toets.

Slide 26 - Tekstslide