'Present simple vs present continous

'Present simple vs present continous
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

'Present simple vs present continous

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Bij gewoonten, feiten en tijdschema's.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 3 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Simple:
Pick the example of the present simple.
A
I was walking in the park.
B
I walked in the park.
C
I am walking there.
D
I walk every day.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is Living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
A
I am scanning the items.
B
They scanned the items.
C
We have scanned the items.
D
He scans the items.

Slide 6 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Simple:
Welke zin staat niet in de present simple?
A
Dogs wag their tail when they are excited.
B
Sarah usually runs to school.
C
Cats tend to scratch things.
D
Jeffrey has been cycling for hours.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
A
He travels to work four times a week.
B
He travelled to work four times a week.
C
He is travelling to work.
D
He has travelled to work.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je een present continuous?
A
stam ww + am, are, is + ing
B
ing + am, are, is + stam ww
C
am, are, is + stam ww + ing
D
stam ww + ing + am, are, is

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat NU aan de gang is.
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is written in the present continuous?
A
The tree is right there.
B
Don't walk into the tree.
C
I'm climbing the tree.
D
I climbing the tree.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is written in the present continuous?
A
He was working late.
B
He is working late.
C
He worked late.
D
He has worked late.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is written in the present continuous?
A
I love my bedroom.
B
He lost his cat.
C
I have loved breakfast.
D
He is leaving now.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is written in the present continuous?
A
David works every day.
B
David is taking a shower at the moment.
C
David has lost his keys
D
David lost his keys.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is written in the present continuous?
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 15 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
Check
How well do you know the next topic?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Present Simple
Present Continuous
Present Continuous
Present Continuous
Present Simple
Present Simple
I am running
Want
Tell
Taking
Say
There is
Holding

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Present Simple or Present Continuous?
Present Simple
Present Continuous
Right now
Listen!
Never
At the moment
Often
Every week
On Sundays 
Look!

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
My brother and I sometimes ______________ (fight).
fight
fights
are fighting
am fighting

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
They ______________ (go) to a restaurant every Saturday.
are going
goes
go
am going

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
He ______________ (read) a new book in this moment.
are reading
read
reading
is reading

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
I always ______________ (do) my homework after school.
doing
am doing
do
does

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
Every summer we ______________ (visit) our family.  
visited
visitting
visit
is visitting

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
Tom and his brother  ______________ (study) in London at the moment.
are studing
study
are studying
studies

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
You ussually ______________ (go) to work by bus.
goes
going
go
is going

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Make a correct sentence.
present simple <> present continuous
I ______________ (listen)  to music now.
listen
am listening
am listenning
is listenning

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

My mum WASHES her car every Sunday.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We are wearing the school uniform .......
A
right now
B
always

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Are you understanding the Present Simple and Continuous?
A
Yes, I are
B
No, I isn't
C
Yes, I am
D
No, I am not

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I .........(work) in an office from 9 to 5 every day.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I ........(drink) a glass of water now.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

You know that I always ........(watch) TV on Saturdays.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sshht, I .......(watch) TV

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies