Ἐξαίφνης δὲ φωνὴν ἀκούει. Ἡ δὲ φωνὴ οὐ τῆς Ἀριάδνης ἐστίν,
ἀλλὰ τοῦ θεοῦ αὐτοῦ· λέγει γὰρ ὁ Διόνυσος αὐτῷ·
Plotseling hoort hij een stem. De stem is niet van Ariadne,
maar van de god zelf: want Dionysos zegt tegen hem:
τοῦ θεοῦ αὐτοῦ: αὐτοῦ congrueert en staat achter het znw. => zelf
αὐτῷ: zelfstandig gebruikt => pers. vnw. 3e persoon