In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Thema 3 Ordening
3.3 Planten
Slide 1 - Tekstslide
wat gaan we vandaag doen?
herhalen 3.2 Dieren
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 3.3 Planten
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen
Slide 2 - Tekstslide
Wat hebben een parkiet, een hond, een zalm en een slang met elkaar gemeen?
A
Ze ademen allemaal met longen.
B
Ze hebben allemaal haren.
C
Ze hebben allemaal een wervelkolom.
D
Ze leven allemaal op het land.
Slide 3 - Quizvraag
Een hagedis is een reptiel.
Gebruikt hij kieuwen om adem te halen?
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quizvraag
In welke groep(en) halen de dieren adem met longen?
12
A
alleen zoogdieren
B
vogels en zoogdieren
C
reptielen, vogels en zoogdieren
D
amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren
Slide 5 - Quizvraag
Dolfijnen leven in zee. Ze halen adem met longen. Tot welke groep van de gewervelden behoort de dolfijn?
A
Tot de amfibieën
B
Tot de vissen
C
Tot de zoogdieren
D
Tot de brugklassers
Slide 6 - Quizvraag
De huid van een salamander is bedekt met slijm. Een salamander haalt adem met longen en met de huid. Een salamander plant zich voort door eieren zonder schaal.
Tot welk groep gewervelde hoort een salamander?
A
Amfibieen
B
Reptielen
C
Visssen
D
Brugklassers
Slide 7 - Quizvraag
Wie legt eieren zonder schaal om zich voort te planten?
A
vissen en reptielen
B
reptielen en amfibieën
C
amfibieën en vissen
D
vissen, amfibieën en reptielen
Slide 8 - Quizvraag
leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je kenmerken noemen
van zaadplanten
en sporenplanten
Slide 9 - Tekstslide
Inleiding
Er zijn bijna 300.000 soorten planten.
Zelfs in de woestijn groeien planten.
Planten zijn de enige groep organismen met bladgroenkorrels.
Slide 10 - Tekstslide
3.3 planten
Planten hebben wortels, stengels en bladeren. Toch zien planten er verschillend uit.
Plantencellen hebben een celwand en bladgroenkorrels.
Slide 11 - Tekstslide
3.3 Planten
planten kun je indelen in 2 kleinere groepen:
- sporenplanten (planten zonder bloemen)
- zaadplanten (planten met bloemen)
je moet de namen en kenmerken van deze groepen kennen!
Slide 12 - Tekstslide
Zaadplanten
- alle zaadplanten hebben bloemen
- planten zich voort door middel van zaden
- de zaden ontstaan in de bloemen
- uit een zaad kan een nieuwe plant groeien
De meeste planten die je kent, zijn zaadplanten.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Sporenplanten
- mossen en varens
- hebben GEEN bloemen
- planten zich voort door middel van sporen
- een spore is een cel waaruit een nieuwe plant kan groeien
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Sporenplanten
- bij mossen zitten deze sporen in sporendoosjes (steken op steeltjes boven de mosplant uit)
- bij varens zitten deze sporen in sporenhoopjes aan de onderkant van het blad