Spaans leerjaar 1 week 20

• Personeelsbeleid
• MBO
• Studiejaar 1

Wat gaan we doen in P4?

1) Opdracht spreken (inleveren via Teams)

2) Eindtoets woordjes + grammatica + klokkijken

Opdracht spreken

Inleveren voor dinsdag 26 mei!

Te laat inleveren = geen cijfer

Les week 20 leerdoelen

Het bezittelijk voornaamwoord.

Maak oefening A2.1 op blz 38

Mi libro está en tu mesa

Mijn boek ligt op jouw tafel

Su padre trabaja en vuestro supermercado

Zijn vader werkt in jullie supermarkt

Nuestro profesor vive en mi edificio

Onze leraar woont in mijn gebouw.

Tu amiga estudia en su ciudad

Jouw vriendin studeert en zijn stad.

Señor Rodriguez, aqui tiene su cafe

Meneer Rodriguez, hier heeft u uw koffie.

Nuestra familia está muy unida.

Onze familie is zeer hecht.

¿Cuántos empleados tiene ...........empresa, Sr. Álvarez?
Hoeveel werknemers heeft uw bedrijf, Sr. Álvarez?

1. Tu
2. Su
3. Sus

Señor López, ¿cuál es ...................dirección?

meneer Lopez, wat is uw adres?

1. Su
2. Sus
3. vuestra

Antonio, tú trabajas en Endesa, ¿no?
¿Cuál es ..............................correo electrónico?
Antonio, jij werkt bij Endesa, toch? Wat is jouw email adres?

1. Mi
2. Tu
3. Nuestro

Esta es ......................tarjeta y aqui tienes .........................correo electronico.
Hier is mijn kaartje en dit is mijn email adres.

1. Mi / Mi
2. Tu / Tu
3. Su / Su

Señores Rodriguez, ¿como se llama ........................hija?
mevrouw en meneer Rodriguez, hoe heet uw dochter?

1. Su
2. Tu
3. Vuestra

.....................hija se llama Andrea.
Onze dochter heet Andrea

1. Su
2. Tu
3. Nuestra

¿Tienes una foto de .................... abuelos?
Heb je een foto van jouw opa en oma?

1. Tus
2. su
3. Vuestro