Hoe schrijf je zwakke werkwoorden in de verleden tijd? - les 20

Format 2
Hoe schrijf je zwakke werkwoorden in de verleden tijd?
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Format 2
Hoe schrijf je zwakke werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
In de vorige les heb je geleerd hoe je persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijft.

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Doelen
  • Korte uitleg
  • Aan het werk
  • Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Doelen van de les
  • Je weet of zwakke werkwoorden in de verleden tijd -de(n) of
     -te(n) krijgen.
  • Je kan zelf zinnen in de verleden tijd maken met een zwak werkwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd
Een zwak werkwoord is een werkwoord waarvan de klank in de verleden tijd hetzelfde blijft. Er wordt -de of -te achter geplaatst.

Ik/jij/hij             werkte/luisterde
Wij/jullie/zij     werkten/luisterden

Slide 5 - Tekstslide

Zo schrijf je zwakke werkwoorden in de verleden tijd
  • Bedenk wat het hele werkwoord is.
  • Haal -en eraf (werken - werk) 
  • Eindigt het woord op een t, k, f, s, ch of p, dan wordt de verleden tijd -te of -ten (werkte).
  • Eindigt het woord op een andere letter, dan wordt de verleden tijd -de of -den (luisterde).

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Opdrachten maken
Samen werken

We maken opdracht 2 t/m 6 samen.

Daarna maak je opdracht 7 t/m 11 zelfstandig
Zelfstandig werken

Je maakt opdracht 2 t/m 11 zelfstandig.

Klaar?
-> NUMO

Slide 8 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 9 - Woordweb

Doelen van de les
  • Je weet of zwakke werkwoorden in de verleden tijd -de(n) of
     -te(n) krijgen.
  • Je kan zelf zinnen in de verleden tijd maken met een zwak werkwoord.

Slide 10 - Tekstslide