4.1 monniken verspreiden het geloof


Wat is de juiste volgorde over het bestuur van het Romeinse Rijk?
A
koninkrijk-republiek-keizerrijk
B
republiek-keizerrijk-koninkrijk
C
keizerrijk-koninkrijk-republiek
D
koninkrijk-keizerrijk-republiek
1 / 39
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Wat is de juiste volgorde over het bestuur van het Romeinse Rijk?
A
koninkrijk-republiek-keizerrijk
B
republiek-keizerrijk-koninkrijk
C
keizerrijk-koninkrijk-republiek
D
koninkrijk-keizerrijk-republiek

Slide 1 - Quizvraag

Wat was de Limes?
A
De grens van het Romeinse rijk met forten om het rijk te beschermen
B
Een rang in het Romeinse leger
C
Het wegennetwerk van de Romeinen
D
Een soort van tweede kamer van de Romeinen

Slide 2 - Quizvraag

Wat hebben we aan de Oude Romeinen te danken?
A
Er staan nog veel oude kerken in Nederland.
B
Vaste maten voor bijvoorbeeld gewicht (kg) en lengte (m).
C
Geld als ruilmiddel, stenen huizen met toiletten en riolering.
D
Italië is nog steeds een populair vakantieland.

Slide 3 - Quizvraag

47 - ± 350
Waar of niet waar? 
Sleep de teksten naar de juiste plek. 
WAAR
NIET WAAR
Het Romeinse rijk was klein.
Als de Romeinen komen, wonen hier Germaanse stammen. 
De Romeinen veroveren heel Nederland.
De Romeinen bouwen forten om de grens te bewaken. 
De Romeinen blijven hier honderden jaren 

Slide 4 - Sleepvraag

Wat was een oorzaak voor de ondergang van het West-Romeinse Rijk?
A
Achteruitgang van de handel.
B
Slecht bestuur
C
Gebrek aan geld.
D
Uitbreken van de pest.

Slide 5 - Quizvraag

Wat was een oorzaak voor de ondergang van het West-Romeinse Rijk?
A
Goede handel.
B
Het christendom.
C
invallen van Barbaarse stammen.
D
alcoholvergiftigingen.

Slide 6 - Quizvraag

Welk tijdvak komt erna de tijd van Grieken en Romeinen?
3000 vC - 500 nC


Slide 7 - Sleepvraag

De Middeleeuwen
4.1 Monniken verspreiden het geloof

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • Kun je vertellen wie de Friezen en de Franken waren.
  • Kun je vertellen wie Willibrord en Bonifatius waren.

Slide 9 - Tekstslide

In het noorden van wat nu Nederland is woonden de Friezen, een volk dat net als de Grieken en Romeinen in veel goden geloofden.
In Europa woonde een groot en sterk volk, de Franken, zij waren christelijk en wilden ook dat andere volken christelijk zouden worden.
In Engeland was bijna iedereen christelijk. Er waren twee monniken die vanuit Engeland naar niet-christelijke volken (zoals de Friezen) gingen om hun te bekeren tot het christendom. De bekendste zijn Willibrord en zijn opvolger Bonifatius.

Slide 10 - Tekstslide

Germaanse goden
De Friezen geloofden in natuurgoden zoals Wodan en Thor en Freia.  

Slide 11 - Tekstslide

Willibrord was een Engelse monnik die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
Bonifatius was ook een Engelse monnik die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.

Slide 12 - Tekstslide

0

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Wat kwam Willibrord in Friesland doen?

Slide 15 - Open vraag

Welke twee legendes zijn er over Bonifatius?
A
Hij hakte de heilige eik van de Friezen om en doopte bijna koning Radbout
B
Hij deed het beter dan Willibrord in Friesland en doopte bijna koning Radbout
C
Hij hakte de heilige eik van de Friezen om en werd aartsbisschop van Utrecht.
D
Hij hakte de heilige eik van de Friezen om en hij vermoorde iedereen die geen christen wilde worden.

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht
Maak opdracht 1, 3 en 4 op blz. 68 en 69 van je boek.

Slide 17 - Tekstslide

Lesopzet 
Herhaling 
Lesdoelen
Verder met 4.1 bespreken
Aan de slag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Op welke manier(en) probeerde Willibrord het geloof te verspreiden?

Slide 20 - Open vraag

Wat gebeurde er met Bonifatius in Dokkum?
A
Hij bekeerde de Friezen.
B
Hij bekeerde zich tot het Friese geloof.
C
Hij trouwde met een Friezin.
D
Hij werd vermoord door de Friezen.

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Wanneer werd Bonifatius vermoord?
A
820
B
754
C
719
D
802

Slide 23 - Quizvraag

Zet in de goede volgorde van oudste (1) naar jongste (4) gebeurtenis.
Het Romeinse Rijk was groot en machtig. 
Het Romeinse Rijk stort in.
Willibrord probeert de Friezen te bekeren.
Bonifatius probeert de Friezen te bekeren.
1
2
3
4

Slide 24 - Sleepvraag

Leerboek blz. 55
samen lezen "Hulp van God" en "leven in een klooster"

Slide 25 - Tekstslide

De hulp van God
  • Het leven van de mensen in de vroege Middeleeuwen was zwaar. Veel van de dingen om hen heen begrepen ze niet.

  • Bij ziektes, natuurrampen of hongersnoden vroegen ze God om hulp. De mensen van de kerk, de geestelijken, hielpen hen hierbij.
De mensen gaven in de vroege middeleeuwen veel geld aan de kerk, dat was belangrijk omdat ze daarmee god dienden. Met de geld maakten de kerken prachtige dingen, zoals glasinlood ramen

Slide 26 - Tekstslide

Kloosters
  • Geestelijken, zoals priesters, monniken en nonnen, woonden en leefden vaak in een klooster

  • Monniken en nonnen waren zelf niet rijk, de kloosters soms wél: zij hadden veel grond en kregen belastinggeld (als gift aan de kerk).

De kloosters en kerken waren in de vroege middeleeuwen de enige gebouwen die altijd van steen werden gemaakt. Het geloof was heel belangrijk en de gebouwen voor god moesten natuurlijk wel stevig zijn!

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Leven in een klooster
Monniken en nonnen woonden in het klooster, ze hadden best veel te doen:

  • Bidden
  • Zieken verzorgen
  • Boeken schrijven
  • Werken op het land
  • Onderzoek doen en lesgeven
  • Mensen helpen bij hun geloof in God


    Een klooster was dus een kerk, ziekenhuis, school en labaratorium en boerderij in één.
Zou jij kunnen leven in een klooster?
2.30: opstaan
2.30 - 3.00: studie en meditatie
3.00 - 5.00: kerkdienst /bidden
5:00 - 6:00: studie en meditatie
6:00 - 7:30: kerkdienst /bidden
7:30 - 8:00: werken
8:00 - 9:30: kerkdienst /bidden
9.30 - 12.00: werken
12.00 - 13.30: kerkdienst /bidden
13.30 - 14.00: avondeten
14:00 - 16:15: werken
16:15 - 17:30: kerkdienst /bidden
17:30 - 18:00: studie en meditatie
18:00 - 18:30: kerkdienst /bidden
19:00: slapen

Slide 29 - Tekstslide

Zou jij kunnen leven in een klooster?
Waarom wel/niet?

Slide 30 - Open vraag

In de kloosters zag je veel kunst, monikken maakten dat zelf. Deze kunst moest ervoor zorgen dat iedereen zag hoe groot en goed God was. Hier zie je een gouden kruis en links staat een prachtig beeld.
Naast kunt deden de monikken en nonnen ook aan wetenschap. Zij onderzochten de wereld en het klooster was voor kinderen de enige plek waar zij les konden krijgen, een soort school dus.
In de middeleeuwen konden maar weinig mensen lezen en schrijven. Gelukkig konden de monikken en nonnen dat wel! In de kantlijn maakten zij vaak mooi en grappige tekeningen over het dagelijksleven. 

Slide 31 - Tekstslide



  • In de kloosters werden soms ook oude boeken overgeschreven
  • Dit duurde heel lang: het was dus echt 'monnikenwerk'.

Slide 32 - Tekstslide

Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 33 - Quizvraag

Een vrouwelijke monnik wordt een non genoemd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Het verzorgen en genezen van zieken was één van de taken van monniken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Monniken zijn geen geestelijken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 37 - Quizvraag

Welk kenmerk van het kloosterleven herken je op de afbeelding?

Slide 38 - Open vraag

Opdracht
Maak opdracht 5/ 6/ 7 a, b / 8 op blz. 70 en 71 van je werkboek.

Slide 39 - Tekstslide