Aarde in beweging - checkvragen

Aarde in beweging
Test je kennis!
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMens & NatuurMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Aarde in beweging
Test je kennis!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Koppel de naam van de aardlagen aan de juiste plek op de afbeelding.
Aardkorst
Binnenkern
Aardmantel
Buitenkern

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is de aardkern?
A
Het buitenste van de aarde
B
De kracht van de aardbeving
C
Het binnenste van de aarde

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn magmastromen?
A
lage, brede vulkaan met flauwe helling
B
vulkaan met steile hellingen die is opgebouwd uit lagen lava en pyroclastisch materiaal
C
vulkaan met zeer grote krater, ontstaan door het instorten van het dak van een leeggelopen magmakamer
D
stroming van het gesmolten gesteente onder de aardkorst binnen in de aarde

Slide 5 - Quizvraag

Hoe heet het bewegen van aardkorstplaten?

Slide 6 - Open vraag

Welke twee soorten aardkorst zijn er?
Twee antwoorden zijn goed
A
Oceanische korst
B
Continentale korst
C
Berg korst
D
Allemaal goed

Slide 7 - Quizvraag

270 miljoen jaar geleden vormden alle continenten één groot continent. De naam van dit supercontinent is ....

Slide 8 - Open vraag

Noteer de ontbrekende woorden achter de cijfers.

De aarde bestaat van de schil tot de kern uit drie delen, namelijk de <1>, de <2> en de <3>. De dunste van deze aardlagen is de <4>. Tip: ga dus van het aardoppervlakte naar binnen, de diepte in.

Slide 9 - Open vraag

Juist of onjuist?
1 Een ander woord voor oceanische korst is Pangea.
2 Een aardbeving met een kracht van 7 op de schaal van Richter is een zware aardbeving.
3 Ooit vormden alle continenten één groot supercontinent.


Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Trilling die ontstaat door een plotselinge verschuiving van delen van de aardkorst.

Slide 12 - Open vraag

Schaal waarmee de zwaarte van aardbevingen wordt bepaald.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het hypocentrum?
A
De cirkels boven op het aardoppervlak
B
De cirkels onder het aardoppervlak
C
Het gebied tussen de pijltjes onder het huis

Slide 14 - Quizvraag

Beoordeel onderstaande stellingen:
I. Bij een aardbeving vallen in een rijk land meer slachtoffers omdat er meer inwoners in hoge flatgebouwen wonen.
II. Bij een aardbeving kun je door een brand om het leven komen.
A
I juist II onjuist
B
I onjuist II juist
C
beide juist
D
beide onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Aardbevingen kunnen NIET voorkomen bij ... plaatgrenzen
A
convergente (naar elkaar toe)
B
divergente (uit elkaar)
C
transforme (langs elkaar)

Slide 16 - Quizvraag

Noteer steeds het juiste woord.
A Aardbevingen ontstaan doordat de oceaanbodem lange / korte tijd klem zit tegen het continent.
B Als de druk te groot wordt, schuift de oceaanbodem plotseling / geleidelijk een stukje onder het continent.
C Bij de westkust van Zuid-Amerika schuift de ene aardkorstplaat onder / langs de andere aardkorstplaat.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Video

Plaats waar vloeibaar gesteente uit de aardmantel naar buiten komt (kijk in begrippenlijst)

Slide 19 - Open vraag

Vulkanen kunnen NIET voorkomen bij ... plaatgrenzen
A
convergente (naar elkaar toe)
B
divergente (uit elkaar)
C
transforme (langs elkaar)

Slide 20 - Quizvraag

Mid-oceanische rug
Oceaanbodem
Breuken
Continent

Slide 21 - Sleepvraag

Een minder diep deel van de oceanen waar platen uit elkaar gaan en vulkanisme optreedt.

Slide 22 - Open vraag

Vloeibaar gesteente in de aardmantel.
A
Lava
B
Magma

Slide 23 - Quizvraag

De plek waar het magma naar buiten komt en dus verandert in lava noem je de XXX van een vulkaan.

Slide 24 - Open vraag

De oceaanbodem bij een mid-oceanische rug is...
A
Oud
B
Nieuw
C
Allebei goed
D
Allebei fout

Slide 25 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met de Ring van Vuur?
A
Het gebied rond de Pacifische (grote) Oceaan waar veel vulkanen voorkomen
B
Het gebied rond de Atlantische Oceaan waar veel bosbranden zijn
C
Het gebied op aarde waar schepen en vliegtuigen zomaar verdwijnen
D
Het gebied in Mexico waar een grote meteorietinslag is geweest

Slide 26 - Quizvraag

Bij een divergente plaatbeweging heb je een
A
Effusieve uitbarsting
B
Explosieve uitbarsting

Slide 27 - Quizvraag

Wat meet een seismograaf?
A
Hoeveel schade er is bij een aardbeving.
B
Hoe sterk de aarde trilt bij een aardbeving.
C
Hoelang de lijnen zijn op de rol papier in het apparaat.
D
De temperatuur van de aarde.

Slide 28 - Quizvraag

Is de vulkaan op de afbeelding een explosieve of effusieve vulkaan?
A
Explosief
B
Effusief

Slide 29 - Quizvraag

De aanwezigheid van vulkanisme in een gebied heeft vooral te maken met …
A
A de afstand tot de evenaar (warmste plek op aarde).
B
B de hoogte van de vulkaankegel.
C
C het afsmelten van oceanische korst.
D
D het op elkaar botsen van continenten.

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Video

Een tsunami is een ...
A
vloedgolf
B
aardbeving in de zee

Slide 32 - Quizvraag

I. Een tsunami is een enorme vloedgolf van lava.
II. Een tsunami is gevaarlijk voor mensen die in een kustvlakte wonen.
A
Beide juist
B
Beide onjuist
C
I onjuist II juist
D
I juist II onjuist

Slide 33 - Quizvraag

De voorkant van de golf wordt door de weerstand die hij van de oplopende bodem ondervindt geremd, terwijl de achterkant van de golf nog de volledige snelheid heeft. Dat achteropkomende water gaat het afgeremde water bovenlangs inhalen waardoor de golf in hoogte toeneemt.

Welk woord past bij deze beschrijving?

Slide 34 - Open vraag

Wat is de Schaal van Richter?
A
Dat geeft aan hoelang de aardbeving gaat duren
B
Dat voorspelt wat er gaat gebeuren met de aardbeving.
C
Dat geeft de kracht van de aardbeving aan
D
Dat geeft het geluid van de aardbeving aan

Slide 35 - Quizvraag

Hoeveel sterker is 8 op de schaal van Richter dan 6 op de schaal van Richter?
timer
0:45
A
100 keer
B
10 keer
C
2 keer
D
1/4 keer

Slide 36 - Quizvraag

Daar waar het land aan de zee grenst

Slide 37 - Open vraag

Hoe hoog kan een tsunami worden?
A
20 meter
B
30 meter
C
10 meter
D
40 meter

Slide 38 - Quizvraag

Beoordeel onderstaande stellingen.

I Voor je overlevingskansen bij een tsunami maakt het veel uit of je wel of niet kunt zwemmen.
II Voor je overlevingskansen bij een tsunami maakt het veel uit of je wel of niet de signalen herkent dat een tsunami onderweg is.
A
A I is juist, II is onjuist.
B
B I is onjuist, II is juist.
C
C Beide zijn juist.
D
D Beide zijn onjuist.

Slide 39 - Quizvraag